IN DE JACHTHAVEN
De nieuwe kantine van watersportvereniging ‘De Wind van Voren’ werd op feestelijke wijze geopend.
Het merendeel der aanwezigen stond rond de bar gegroepeerd,
Aan de oude eikehouten tafel in de hoek, hadden drie man zich afgezonderd.
Die oude tafel was een van de herinneringen aan de oude kantine, waar ze geen afstand van hadden kunnen doen.
Veertig jaar lang was het de stamtafel geweest met sterke verhalen over altijd overdreven zeilervaringen en niet bezweken onder de talloze flessen Berenburg.
Met zijn rug naar de muur zat Freek, een van de weinigen, die een stropdas omhad.
Met een rood aangelopen hoofd; een doorgewinterde watersporter van 55 jaar met hoge bloeddruk en een stukgelopen huwelijk.
‘We hebben er toch iets moois van kunnen maken’, sprak hij tegen zijn gezelschap aan de tafel.
Tegenover hem zat Willem, een kalende veertiger, gekleed in het uniform van de zeiler: een blauwe schipperstrui met spijkerbroek en zogenaamd waterdichte antislipschoenen.
‘Lig je al in het water, Gerard?’ vroeg Willem aan de derde persoon aan tafel, een snel ogend figuur, met een sportief wit overhemd met korte mouwen en een zwarte broek, maar duidelijk niet de ober.
‘Nee, maar ik ben er helemaal klaar voor’ antwoordde Gerard.
‘Maar Leo, ons aller havenmeester, hellingt ze op het rijtje af, dus ik ga er pas in, als die acht voor mij er ingegooid zijn, Mag ik nog drie beetjes Arie?’ vroeg hij aan de
passerende ober.
‘Elk jaar weer datzelfde gesodemieter, als het mooie weer begint, ligt je boot nog op de wal’.
Freek had zo zijn eigen gedachten daarover.
Jaar in, jaar uit zette hij zich in voor de vereniging.
Als alle leden dat ook nu eens deden, maar het bleef een probleem om ze slechts twee zaterdagochtenden per seizoen hun verplichte werkbeurt te laten opknappen.
Alles draaide om de kleine kern van enthousiastelingen, die altijd op de haven te vinden waren.
Maar die twee bij hem aan tafel hoorden daar duidelijk niet bij.
"Ik laat hem ‘s winters lekker in het water liggen’ sprak Willem zelfvoldaan ‘en in maart, als het een dagje mooi weer is, ga ik lekker een slagje op het IJsselmeer maken, terwijl jullie op de wal nog lopen te poetsen en te klooien.
Waarop Gerard, zijn schipperspijp uitkloppend, reageerde:
‘Ik hoef alleen maar de buitenkant in de was te zetten en dan kan hij zo de plomp in, terwijl Willem in een constant gevecht tegen de roest gewikkeld is, wat hij op den duur toch gaat verliezen".
‘Maar ik heb tenminste een eerlijk schip onder mijn kont" reageerde Willem met klem ‘en ik kan bij windkracht zeven rustig door blijven kachelen, terwijl Gerard met zijn "tupperware-bakkie" bij een vijfie al de eerste de beste haven op moet gaan zoeken’.
‘Daar kan het soms een stuk gezelliger zijn, dan met een zeven op het IJsselmeer’, kaatste Gerard terug.
Freek vond, dat hij ze toch even subtiel over hun verplichtingen als lid van de vereniging moest onderhouden:
‘Wat hebben jullie eigenlijk aan de bouw van de nieuwe cantine bijgedragen?’ vroeg hij langs zijn neus weg.
‘Iedereen moet zijn bijdrage voor de vereniging leveren naar zijn capaciteiten’ vond Gerard:’ Ik heb bijvoorbeeld voor de vereniging duizenden guldens uitgespaard, door een computerprogramma van de jachthaven "Muiden" te kopiëren en dat op de verenigingscomputer te zetten; zelfs Leo kan er mee overweg’.
"Jullie laten zelfs een accountant op zaterdag stratenmakerswerk doen, terwijl de boekhouding door een niet-lid gedaan wordt, met de nodige financiële consequenties’.
Waarop Willem zei:’ Ik heb vorig jaar de nieuwe douches betegeld, terwijl dat mijn vak helemaal niet is en een ervaren tegelzetter liep toen het gras te maaien’.
"Gooi ze nog maar eens vol, Arie".
De anders zo spraakzame Freek zat nu wel even met zijn mond vol tanden.
Hij had nooit bij die twee aan een tafel moeten gaan zitten.
Tenslotte was hij een gerespecteerd lid van de vereniging en het zat er in, dat hij voor een bestuursfunctie in aanmerking zou komen.
Maar hij had last van moeie benen, daarom was hij aan de oude stamtafel gaan zitten.
Die gasten willen lekker goedkoop in onze haven liggen, zonder hun klauwen te laten wapperen.
Alhoewel Willem wel zijn best gedaan had, alleen lag de helft van die tegeltjes de volgende ochtend over de vloer verspreid.
Hij had het hele zaakje toen maar zelf opnieuw betegeld.
Freek verbrak de gevallen stilte door op te merken:
‘Als we een gezellige avond organiseren, zie ik jullie wel, maar als er een ledenvergadering is schitteren jullie door afwezigheid’.
‘Zal ik jou eens een geheimpje verklappen? vroeg Willem.
‘Ik ben alleen lid van deze club geworden, omdat ik hier een mooie ligplaats heb, lekker goedkoop en je hiervandaan alle kanten op met je boot kan en het pilsje kost hier maar een gulden vijftig’.
‘In Monnickendam betaal ik vijf keer zoveel voor een plekkie en daar zie je alleen maar figuren met blazers aan de bar, waar een pilsje 4,5O kost, die op bekakte wijze staan te vertellen, hoe ze de enorme oversteek naar Lelystad volbracht hebben.
De laatste keer, dat ik daar toevallig was, begon er zo’n nagemaakte tegen me aan te lullen:
‘Beste kerel (nippend aan zijn black label whisky) ik heb me daar toch een ruig dagje achter de rug, vanmorgen vroeg om 11 uur reeds het ruime sop gekozen, de Bilt had Zuidwest 4 voorspelt, kom ik me toch in een zware storm terecht, ik heb Suzanne onmiddellijk met zwemvest aan de railing vastgehaakt en ben potverjandrie als een solozeiler het grootzeil gaan reven.
Er kwam nog zo’n boerenkinkel langszij, om te vragen ‘waar ik nou helemaal mee bezig was’.
Hij had zo’n stalen kajuitzeiljacht, met zo’n ordinaire houten mast, maar ik heb hem duidelijk gemaakt, dat ik mijn eigen boontjes wel kon doppen.
Vrolijk fluitend ging de proleet met volle zeilen door de wind, om zijn reis te vervolgen.
Je ziet tegenwoordig Jan en Alleman op het water’.
‘Je hebt helemaal gelijk, Willem’ sprak Gerrit plechtig.
‘Wat hebben we toch mazzel, dat we lid zijn van een eerlijke watersportvereniging’.
"Arie, doe er nog eens drie aan deze tafel.
‘En bij deze vereniging zitten eigenlijk alleen maar echte watersporters’.
Zelfs Freek begon nu toch wel in te zien, dat hij het eigenlijk toch niet zo slecht getroffen had met zijn tafelgenoten.
Aan de bar begonnen er lieden met stemverheffing hun mening te uiten, terwijl het zo rustig begonnen was.
Want je wordt wel moe van dat staande drinken en dan begin je ongemerkt een beetje kregelig te reageren op bepaalde zaken.
Aan de oude stamtafel viel een vredige stilte.
Jos Komen