DE WACHTKAMER
De gevaarlijke ‘eerste’ dagen zitten er
officieel op, maar Willem is er toch niet helemaal gerust over.
Vorige week zat hij nog in Santos, gisteren
is hij na elf maanden op die pokkeschuit naar huis gevlogen vanuit Rio de
Janeiro.
En nu zit hij op zijn eerste ochtend in
Holland in de wachtkamer van zijn huisarts waar hij al twintig jaar staat
ingeschreven.
Hij heeft hem nog nooit eerder ontmoet; hij
was altijd zo gezond als een vis.
Maar vanmorgen kreeg hij een pijnlijke scheut
tijdens het pissen en er zit ook een vreemd knobbeltje aan de zijkant van zijn
eikel.
Aan de ene kant is het wel prettig, dat hij
niet aangewezen is op de meestal aangeschoten eerste stuurman.
Die haalde er dan heel gewichtig een dik boek
bij en gaf iedere verdachte patiënt een penicillinebehandeling, die hij dan
persoonlijk toediende.
Alhoewel, die eerste stuur had wel een goede
spuitervaring.
De waldokters laten het meestal aan hun
assistentes over, die zijn vaak onervaren en ze weten de voorkant van een spuit
nog niet van de achterkant te onderscheiden.
De patiënten die de wachtkamer met hem delen
zien er ook niet echt vrolijk uit.
Op zijn "Goeie morgen" werd totaal
niet gereageerd.
Maar het zijn natuurlijk walslurven, die zijn
allemaal een beetje achterkuttig.
Naast hem zit een ouwe lul van een jaar of tachtig
te rochelen. Alsof hij er elk moment in kan blijven.
Gelukkig komt er een mooi meisje met lang
blond haar en een heel kort rokje binnen.
Ze zegt vriendelijk: "Goede
morgen."
Haar groet wordt wel beantwoord.
Ze gaat in een stoel tegenover Willem zitten
en die ziet opeens dat de mode in Holland wel heel erg in zijn voordeel
veranderd is.
Die hoeveelheid mooi been zag hij altijd
alleen maar in Brazilië en Japan en dan nog alleen maar in de havenkroegen, waar
hij altijd kwam.
"Ook goeie morgen." zegt hij
enthousiast, maar ze reageert helemaal niet.
Een doordringend zoemertje gaat en er maken
twee mensen aanstalten om de spreekkamer van de dokter binnen te gaan.
Een fragiel oud vrouwtje en een hinkende
sportman beginnen voor de deur een discussie, over wie er het eerst aan de
beurt is.
"Ik hield de deur voor U open toen ik
als eerste aankwam." stelt de voetbalknie.
"Maar ik was voor U in de wachtkamer en
wie het eerste komt, het eerste maalt." kijft de ouwe taart.
"De eersten zullen de laatsten
zijn." spreekt Willem wijs en opeens krijgt hij de hele wachtkamer over
zich heen.
"Waar bemoei jij je mee." schreeuwt
het rochelende ouwe baasje en ook het meisje met de mooie benen vindt, dat hij
er zich buiten moet houden.
De doktersassistente komt op het lawaai af en
krijgt een dreun van een afgezwaaide handtas tegen haar hoofd en gaat meteen
knock-out.
De dokter komt zijn spreekkamer uitrennen en
ontfermt zich over zijn assistente.
De ruziemakers gaan stilletjes weer op hun
stoel zitten.
Omaatje krijgt toestemming van de
geblesseerde spits om de volgende te zijn en de rest van de wachtkamer vraagt
aan zijn buurman: "Was ik voor, of na U ?"
De oldtimer gaat weer rustig door met
rochelen, de mooie benen worden over elkaar geslagen, maar Willem kan de kleur
van haar slipje net niet onderscheiden.
Als hij haar voor laat gaan kan hij dat
natuurlijk aan de dokter vragen, maar die ziet hem al aankomen, met zijn
vermoedelijke druiper.
Toch wel een mooi vak: dokter.
Terwijl hij naar de mooie benen staart stelt
hij zich voor, dat hij daar binnen in een mooie witte jas achter een bureau zit
en die Miss Leg komt binnen en verklaart last van haar keel te hebben.
"Kleedt U zich maar eens helemaal
uit." zouden zijn eerste woorden zijn.
En nog geld toekrijgen ook!
Inmiddels is de assistente opgekalefaterd en
strompelt het ouwe lijk de spreekkamer binnen.
De rochelaar rochelt maar door.
Het mooie meisje heeft hem een vernietigende
blik toegeworpen, alsof zij zijn gedachten heeft gelezen.
De deur gaat open en een hoogzwangere vrouw
schrijdt binnen.
Automatisch springt Willem op om zijn plaats
aan te bieden maar met een minachtende blik naar Willem neemt de toekomstige
moeder plaats op een van de vrije stoeltjes.
Elf maanden achtereen op zo'n boot doet je
toch wel vervreemden van de normale sociale samenleving.
"Ik rot maar op." denkt Willem,
"Ik ga wel naar Amsterdam daar heb je zo'n drop-in spreekuur voor geslachtsziekten.
En als het loos alarm is, kan ik meteen naar
de hoeren."
Met een kapotje.
JOS KOMEN