VOOR EN ACHTER!
of
"Toen varen nog leuk
was!"
door
Roel Massink
20 - Vice versa
Londen
Vanwege de gewenste
promotie van bediende naar handlanger kwam ik dus bij de Hollandsche Stoomboot
Maatschappij terecht. Afgekort de HSM, in de volksmond ‘De Klompen-Lloyd’
genoemd. Dat laatste kwam, heb ik wel eens gehood, omdat er (vroeger?) veel van
het platteland afkomstige zeelui voeren.
Ik ging in gage van 144,60 naar 272 gulden, een meer dan marginale verbetering
dus. Bovendien kon je olieman worden en dat leverde iets van 450 piek op.
Wie destijds en ook daarna nog wel vanaf Amersfoort Amsterdam binnenreed met de
trein en over stuurboord naar buiten keek, zag die bootjes van de HSM altijd
liggen. Ik had ze dus ook al vaak gezien. Nu zou dat niet meer kunnen, want ik
heb gezien dat ze de hele haven waar wij altijd lagen, hebben dicht gegooid. Dat
schijnt trouwens al in de zeventiger jaren te zijn gebeurd.
De bootjes van de HSM waren allemaal zo tussen de 750 en de 1000 ton BRT. Ze
waren vernoemd naar riviertjes in Nederland. Ze heetten daarom Vechtstroom,
Amstelstroom, Lingestroom enzovoort, al met al een stuk of acht dacht ik. Ze
voeren allemaal op havens in Europa, ik geloof zelfs alleen maar op het Verenigd
Koninkrijk.
Ik kwam zoals gezegd
dus op de Lingestroom terecht. Het was een klein bootje van 750 ton, net iets
groter dan een kuster dus. Ik heb eerst, op 20 juli 1961, voor één reis
gemonsterd en een week later voor tien reizen. Het is maar wat je reis noemt.
Maar een reis is nu eenmaal de eerst volgende keer dat je de thuishaven weer
binnenvaart voorbij. Bij ons stond een reis gelijk aan minder dan een week.
We vertrokken altijd zaterdags om 12 uur en waren dan vrijdags weer terug. Een
paar reizen later werd de vertrektijd gesteld op zondags 00.05 uur. De reden
hiervoor was heel simpel. Uiteindelijk werd ook in de zeevaart, de vrije
zaterdag ingevoerd. Nu vertrokken we dus gewoon op zondag. Dan hoefden ze die
zaterdag niet te vergoeden. Met het feit dat mijn hele zaterdagavond toch al
naar de knoppen was, omdat ik uit Enschede moest komen, werd natuurlijk geen
rekening gehouden. Ik bleef dan ook meestal in Amsterdam tussen de reizen. Ik
kon immers aan boord slapen.
Het scheepje was in 1947 gebouwd in Engeland en er stond een motor in waarvan ik
me, behalve dat er geen regulateur op zat, niet veel meer kan herinneren.
Wat is het geval? Als het weer wat minder is gaat zo’n klein bootje halen en
stampen. Hierdoor komt de schroef af en toe boven water. Het gevolg is dat deze
zonder de weerstand van het water als een gek gaat draaien. Dat dat niet goed is
voor een motor kon zelfs m’n moeder bedenken. Dat moest dus voorkomen worden
en daarvoor was ik blijkbaar aan boord. Doorgaans werd dat automatisch geregeld
door een reeds genoemde regulateur, maar die zat er niet op. Dat voorkomen deed
je door op het juiste moment de brandstofhendel terug te zetten. Het was dus de
kunst om aan te voelen wanneer de kont uit het water kwam en net iets eerder het
‘gaspedaal’ iets terug te nemen. Je voelde natuurlijk of je naar beneden of
naar boven ging. Ga je naar beneden dan word je heel erg licht en heb je bijna
geen contact meer met de plaat. Gaat de hele handel weer omhoog dan lijk je wel
100 kg zwaarder. Als een schip dan ook nog tegelijkertijd slingert, is het
voortbewegen op de gladde plaat, geen lolletje en erg vermoeiend. De kunst was
om even vóór dat de schroef boven water kwam de brandstofhendel terug trekken.
De tweede machinist waarmee ik wacht liep deed verwoede om pogingen om een baan
aan de wal te krijgen. Tijdens de wacht was hij dan ook meestal in z’n hut,
bezig met het schrijven van sollicitatiebrieven. Ik, die hooguit enkele weken
eerder voor het eerst kennis had gemaakt met een scheepsdiesel, was dan alleen
beneden met alle verantwoordelijkheden van dien. Ze hadden net zo goed de
koksmaat m’n wacht kunnen laten lopen.
Op een of andere
manier kon je bij de manoeuvreerstand zitten. Ik herinner me, dat die second een
keer schreeuwend en tierend naar beneden kwam omdat de schroef zo'n lawaai
maakte. Was ik, ondanks het stormpje, boven de manoeuvreerstand in slaap
gevallen.
Met
de Lingestroom lagen we altijd direct naast de Towerbridge. Ik geloof aan
de andere kant rechts.
Op de Lingestroom
liepen we zes op, zes af. Dat wil dus zeggen 12 uur per dag. Maar vaak kwam het
daar niet van, omdat we vóór, of halverwege de volgende wacht al in Londen
aankwamen. Slechts één keer met alles tegen, heb ik twee hele wachten gelopen.
In Londen lag de Lingestroom altijd op wat ik een heel speciaal plekje vond. Aan
de zuidoever op de Theems, pal voor de Tower Bridge. Het Britse koninklijke
jacht de Brittanica, dat onlangs van de Engelse begroting is afgevoerd, lag vaak
naast ons.
Toen en op die plek kwam ik ook voor het eerst op televisie. Niet als
hoofdpersoon natuurlijk, maar als achtergrond. Ze maakten daar opnamen van een
modeshow en blijkbaar deed ons scheepje het goed tussen de mannequins en de
Tower Bridge. De reden dat ik er ook op kwam was alleen maar omdat ik toevallig
over de reling hing.
De meest in het oog
springende bezienswaardigheden zoals de Tower, Trafalgar Square, Piccadilly
Circus, Nelson, Big Ben enzovoort hadden we nog wel een keer bekeken. Verder was
in London weinig te beleven voor onze levensstijl.
Eén keer was ik met
iemand in een nachtclub. Ik denk dat dat de soort club was waar Christine
Keeler en consorten de kost verdienden. Omdat prostitutie in openbare
gelegenheden in Good Old England verboden is (was?), hadden ze clubs gecreëerd
waarvan je eerst lid van moest worden. Dan was het een besloten club en dat
verruimde de mogelijkheden aanzienlijk. Altijd al een apart land geweest.
Ik geloof trouwens
dat het makkelijker was een club te vinden waar ze in Victoriaanse stijl het
slaan met ‘the cane’ beoefenden dan een gelegenheid om gewoon een potje te
neuken. De eersten waren, naar ik meen, ook niet verboden. Er werd immers geen
ontucht gepleegd.
Terug naar die nachtclub. Ik geloof dat we alleen aan het lid worden al bijna
ons zakgeld kwijt waren. Dus van een verder invulling van de avond, tenminste in
de zin van wat we voor hadden, is niets terecht gekomen. God, wat verlangde ik
naar Brazilië.
Meestal slenterden we een beetje rond in de buurt van Piccadilly Circus en
gingen we naar de bioscoop, maar daarvoor hoef je niet te varen, dat kon ik
thuis ook. Ik vond elf reizen, lees elf weken, dan ook meer dan genoeg. Ik
vertelde de eerste machinist dat ik het voor gezien hield en weer echt wilde
varen. Op 17 september nam ik afscheid van de Lingestroom. De HSM beheerde
echter ook twee schepen van de Holland West Afrika Lijn (VNS?). Of ik daar niets
voor voelde? Ik dacht waarom niet?