VOOR EN ACHTER!

of

"Toen varen nog leuk was!"

door

Roel Massink

 

Deel 18 - Brazilië.

We gingen weer terug naar Amsterdam. Ik ben nog twee dagen thuis geweest voor we vertrokken we naar Recife in Noord-Brazilië, de eerste haven die we aan zouden doen. Na, zoals gewoonlijk, nog te hebben gebunkerd in Las Palmas, kwamen we zo'n dag of twaalf nadat we Amsterdam verlaten hadden, in Recife aan. Deze plaats ( Olinda ) was de voormalige hoofdstad van onze kolonie aldaar (1580-1640), door de Nederlanders ’t Recief genoemd.
Brazilië heeft de rest van m'n leven altijd een apart plekje in m'n hart gehad. Niet alleen om de vrouwen, maar ook vanwege de muziek, de samba in het bijzonder, maar ook het prachtige Braziliaanse Portugees dat er gesproken wordt. Dat heb ik de rest van m'n leven de prettigst in het gehoor liggende taal gevonden. In Recife kwamen we laat in de middag aan en hoefden dus niet al te lang te wachten voor we de wal op mochten. Om 8 uur was ik klaar met m'n werk en walpasjes hadden we ook al. Met één van m'n collega's, óók een bediende, ging ik de wal op. Zowel voor hem als voor mij was het de eerste keer dat we in Recife waren, we kenden geen woord Portugees, maar kwamen zonder mankeren daar waar we heen wilden.
Lezer moet daarbij niet denken aan locaties zoals De Wallen in Amsterdam en zeker niet iets met ramen. Het was op het eerste gezicht een volkomen normale straat, met absoluut gewone cafés en restaurants. Er was maar één verschil, dat een niet deskundige bezoeker in eerste instantie wellicht niet eens zou opvallen. Hier hadden namelijk in sommige etablissementen, behalve dat er gewone cafébezoekers kwamen, óók 'de meisjes' hun werkterrein. Naast de tafeltjes met mensen die daar hun drankje dronken of hun hapje aten, zaten schijnbaar doelloos een aantal pratende en giechelende meisjes, met een cola of iets dergelijks voor zich. Maar nauwelijks waren wij binnen of het gegiechel verstomde en ging hun aandacht naar ons uit. Tamelijk vrijpostig werden we door enkelen aangesproken en voor dat we het wisten zaten we tussen hen in. M'n maat en ik keken elkaar aan met een blik van 'dit was het doel waarnaar wij streefden'. Zonder enige gêne en met een handtastelijkheid die aan duidelijkheid absoluut niets te wensen overliet, maakten ze ons duidelijk wat ze ons te bieden hadden.  

Minder leuk voor mij persoonlijk was op dat moment dat de stem van Elvis Presley met z'n ‘It’s now or never’ uit de jukebox kwam. Op zich niets mis mee, ware het niet dat dit lied mij herinnerde aan een voorval tijdens mijn verlof in Enschede. Een meisje dat ik via de wielerclub Het Oosten kende was kort daarvoor overleden aan een botziekte. Zelfs het amputeren van beide benen had haar niet kunnen redden en de gedachte daaraan maakte me nogal triest. Gelukkig werd ik behoorlijk, ik had ook kunnen schrijven onbehoorlijk, afgeleid. Het meisje dat zich over mij had ontfermd, hoefde niet al te veel moeite te doen om me terug te brengen in de relatieve werkelijkheid van het moment.
Hoe die meiden dat onder elkaar regelden weet ik eigenlijk niet, want het waren toch concurrenten en het ging tenslotte om geld. Maar in plaats dat wij een meisje uitzochten, waren we gekoppeld voor we ergens weet van hadden. Het meisje in kwestie moest dan wel heel erg tegenvallen wilde je daar stennis over gaan maken. We bleven nog wat en daarna hebben we het etablissement verlaten en ons naar hun respectievelijke kamers begeven. Die was niet ver want we waren er, te voet, in een paar minuten. Intussen was ik m'n maat kwijt geraakt, maar die had ik ook niet meer nodig. Ik zou hem pas de volgende morgen, we moesten allebei om zeven uur beginnen, bij het koffie zetten terugzien.

Achteraf ben ik blij dat ik van haar professionele hulp heb gehad bij m'n eerste keer. Daardoor bleef waar-schijnlijk een hoop gehannes achterwege. Hoewel gestuntel, onder normale omstandigheden, ook wel een leuke kant zal hebben. Maar het duurde wel kort, wat zij wel niet betreurd zal hebben. Ik geloof dat ik na enkele niet nader te noemen bewegingen al m'n hoogtepunt bereikte en, zoals het een man betaamt, in slaap viel. Ik had haar uitgelegd hoe laat ik de volgende morgen aan boord moest zijn en minstens een half uur eerder wakker moest zijn. ‘Tabon, seís e meía ’ zei ze. Wat ik toen nog niet verstond natuurlijk. Het was een professionele meid, ze heeft er zonder mankeren voor gezorgd dat ik om zeven uur bij de percolator stond koffie te maken. Jammer genoeg heb ik haar naam niet onthouden. Des te erger omdat zij de eerste was van wat een lange reeks zou worden.

Wellicht is het zinvol om hier eerst even stil te staan bij het verschijnsel zeelui en prostitutie, tenminste in mijn tijd en dan nog in Brazilië, want het was overal verschillend. Maar dat was dus waar m'n vader hoogstwaar-schijnlijk zo bang voor was. Allereerst wil ik zeggen dat het, zeker in Brazilië in die tijd, niet te vergelijken is met het beeld dat de meeste mensen van dat métier hebben in het algemeen. Ja, als je het een beetje eufemis-tisch bekijkt, hadden we het best gezellig met elkaar. Doorgaans gunden en kregen beide partijen waar ze recht op hadden en soms nog wel iets meer. Hoewel er aan weerszijden natuurlijk uitzonderingen waren op deze regel. Zoals ik al zei, had je geen echte uitgesproken rosse buurt. Bordelen waren er natuurlijk wel, maar daar kwamen wij doorgaans niet. Waar wij kwamen, waren het meestal, zoals reeds beschreven gewone gelegenheden, die doorgaans het karakter hadden van wat we bij ons een café-restaurant zouden noemen maar dan op z’n Braziliaans. Soms leken ze ook wel meer op een bar of nachtclub. Het leggen van contacten ging uitermate ongedwongen, hoewel het initiatief relatief vaak van het meisje uitging. Voor de rest was het vergelijkbaar met de manier waarop iets dergelijks verloopt in een gewone dancing of discotheek, alleen waren sommige rollen dus omgekeert.
Wilde je een bepaald meisje, wat natuurlijk ook wel eens gebeurde, dan moest je zelf iets ondernemen. De kans dat je werd afgewezen was vrijwel nihil, tenzij ze al een afspraak had. Omdat echter het scenario al grotendeels vast lag en de speelsters en spelers van tevoren wisten welke rol ze kwamen spelen, verliep een en ander heel wat sneller en soepeler dan in de vrije natuur. Ook was het gebruikelijk dat je, zolang je in een bepaalde haven was, steeds met hetzelfde meisje meeging en niet 'vreemd' ging. Deed je dat toch, dan werd dat door vrijwel iedereen als iets negatiefs geïnterpreteerd.
Het was ‘just not done ’. Van pooiers en aanverwant gespuis was niets te bekennen. Het was dan ook geen keiharde business. Had je een keer geen of (te) weinig geld, dan hoefde dat niet te betekenen dat je niet op de normale service kon rekenen. Dat was natuurlijk niet leuk voor zo'n meisje, maar ze liet je niet per definitie vallen. Van mezelf herinner ik me dat in zeker twee gevallen.
Natuurlijk wil ik prostitutie en wat daarmee samenhangt niet verheerlijken. Maar ik ga mezelf, noch die meiden, ook niet verdedigen. Gewoon omdat ik vind dat dat niet nodig is. Zij deden het heus niet voor de lol, maar omdat ze door allerlei omstandigheden, vooral economische, weinig of geen keuze hadden. Of gewoon omdat ze het verkozen boven het voor een hongerloontje de hele dag te sappelen. Wie kan ze dat kwalijk nemen? Aan de andere kant heb ik nooit gemerkt dat ze er een hekel aan hadden. Voor ons gold natuurlijk gewoon dat we onze lul achterna liepen en er verder (veel te weinig) over nadachten.
Schuldig aan het feit dat seks en daarmee prostitutie altijd zo hypocriet en negatief bekeken werd (en wordt), moet eerder gezocht worden bij de, in dit geval katholieke kerk en z'n dienaren. Die hebben er voor gezorgd dat een samenleving kon ontstaan (vooral in katholieke landen) waarbij mannen, op het gebied van seks, konden doen en laten waar ze zin in hadden en meisjes en vrouwen voor het minste of geringste, al dan niet misbruikt of misleidt, buiten de maatschappij werden gezet. Het kind dat vaak het resultaat was van dergelijke gevallen, kwam natuurlijk ten laste van de moeder. Eeuwenlang heeft de kerk ons, vooral de vrouwen (mannen konder er immers niets aan doen) geleerd dat seks, voor een ander doel dan voortplanting, smerig was en vooral zondig. Moord en doodslag dienden nog een of ander doel, maar neuken dat was pas erg. De kerk is, door de eeuwen heen erg bedreven geweest met het kontlikken van de gevestigde orde en de bezittende klasse en daarnaast was één van de hoofdtaken het beleren en bang maken van simpele zielen. De enkele goeien niet te na gesproken.
Want ik haast me om te zeggen dat er ook binnen de kerk lieden actief waren met een meer menselijke benadering. Die kerk en socialisme niet per definitie zagen als aartsvijanden. Die soms openlijk, het wereldlijke èn het Vaticaanse gezag uitdaagden. Arbeiderpriesters, zendelingen en missionarissen of kardinalen (later zelfs aartsbisschop) als Dom Helder Camara in Brazilië of Romero in San Salvador kozen de kant van de underdog. Maar het waren uitzonderingen. Van Dom Helder Camara, aartsbisschop van Recife stamt onder ander de uitspraak: 'When I give food to the poor, they call me a saint.
But when I ask (the government) why the poor have no food, they call me a communist'. Mischien was hij wel iemand, die net als ik, de mening was toegedaan dat het in de praktijk brengen van het christelijk geloof eigenlijk zou moeten leiden tot een bepaalde vorm van socialisme of op z'n minst iets wat er op lijkt. Jammergenoeg was het tegendeel waar.  
Vooral in landen als Brazilië bestaat een enorme accumulatie van bezit. Een kleine bovenlaag bezit vrijwel alles. Ik heb ooit, al vóór dat ik ging varen, de Braziliaanse film "Os Bandeirantes" gezien. Dat was dacht ik ook een aanklacht tegen het groot grondbezit en de happy few in het algemeen.

Ook is er mijns inziens, als we het toch over prostitutie hebben, een groot grijsgebied. Want prostitutie wat is dat? Is dat alleen maar zoals ik het hierboven beschrijf of wat we in Nederland kennen van De Wallen? Of begint dat al daar waar de vrouw in een relatie in eerste instantie op economische gewin of in andere zin op materialistisch voordeel uit is? Feit is echter dat alleen daar waar openlijk, en dus op de eerlijkste manier, sprake is van het tegen betaling leveren van seksuele diensten, de vrouw als hoer wordt betiteld. Maar wat te denken van jonge vrouwen die zich door rijke oudere mannen laten showen en onderhouden? Of het model dat halfnaakt de verkoop van nieuw model auto bevorderd? What about de uiteraard fatsoenlijke, fotomodellen die wel bereid zijn om zo te gaan zitten of staan dat er voldoende inkijk is op ‘strategische’ plekken? Of het meisje dat de schijn wekt dat ze wel iets meer wil en op die manier een hele avond op de zak een jongen teert?
De meisjes en vrouwen waar wij mee optrokken hadden weinig opties. Het alternatief was een volkomen uitzichtloze economische situatie. Het hebben van een kind, dat naar school moest, dat gekleed en gevoed moest worden, was dan ook vaak de aanleiding om in de business terecht te komen. Want, van de dader, was natuurlijk in geen velden of wegen iets te bekennen. Het kwam dan ook relatief vaak voor dat ze gescheiden, dan wel verlaten waren.

Een geluk bij een ongeluk was nog dat de behoefte aan seks bij de Braziliaanse vrouw heel wat groter is dan bij haar gemiddelde equivalent in Europa. De meesten hadden, volgens mijn bescheiden waarneming, absoluut geen hekel aan hun werk. Het leek erop alsof ze het een te dragen juk vonden. Niet dat dat betekende dat ze happy waren met de situatie waarin ze zich bevonden. Ik denk dat ze het meer als een noodlot zagen. In een land met zoveel armoede ga je denk ik relativeren. Seks met hen was dan ook vaak niet de puur zakelijke overeenkomst om haar lichaam te huren. Ook geen veredelde vorm van zelfbevrediging, maar in de meeste gevallen, deed je het echt met z'n tweeën. Ja, ik overdrijf niet als ik zeg dat sommigen er wel pap van lustten. Het was trouwens ook heel gewoon dat we behalve dat we gewoon betaalden, ook nog kleine presentjes meebrachten, vaak ook voor de kinderen.

Als ‘Wiedergutmachung’ heb ik later nog enkele jaren, totdat ik zelf in de bijstand kwam, een Foster Parents kind gehad in Colombia. Ik had natuurlijk gevraagd om een kind in Brazilië, maar daar was men (destijds) blijkbaar niet actief. Ik kijk weleens naar het programma ‘Spoorloos’. Dan zie ik wel eens hoe een of andere man geconfronteerd wordt met een onvermoed kind. Ik denk wel eens, als er iets meer bekend zou zijn over onze 'verrichtingen' in die landen, zou mij dat ook kunnen gebeuren. Het spreekt voor zich dat ik me, bij voldoende zekerheid, niet aan die verantwoordelijkheid zou onttrekken. Sterker nog, ik zou het denk ik, hartstikke leuk vinden. Ik wil alleen voor geen goud op de TV.

Het gebruik van voorbehoedsmiddelen was bij ons, in het pré-aids tijdperk, volslagen onbekend. We gebruikten namelijk nooit iets, maar dan ook absoluut nooit. Ik kan me niet herinneren ooit aan boord van een schip een condoom te hebben gezien. Hoe die meiden dat destijds oplostten weet ik niet. Van ons dacht daar blijkbaar niemand over na. Ik in elk geval niet. Wij hadden wel een middel. We konden bij de 2e stuurman tubes Profylac (of iets dergelijks) halen, een middel tegen venerische ziekten. Ik geloof echter dat dat door ons alleen maar als ‘nabehoedsmiddel’ gebruikt werd. Of het ook hielp daar heb ik geen zekerheid over.

Op grond van bovenstaande, wil ik nog iets opmerken wat me zo te binnen schiet. Iets wat nu vaak speelt en waar ik me gigantisch aan kan ergeren. Bijvoorbeeld wanneer ik zo’n flinke burgemeester of wethouder, samen met de politie, hoor zeggen dat ze weer kans hebben gezien een aantal illegaal hier verblijvende prostituees het land uit te zetten. Het sociaal-economische aspect wordt daarbij door deze mensen, natuurlijk totaal buiten beschouwing gelaten. Het lijkt verdomme de hypocrisie van de EO wel. Wat doen die meiden hier voor kwaad? Waaraan verdienen ze het te worden teruggestuurd? Denkt zo'n lul van een burgermeester misschien dat ze hier voor de lol zijn of om hem te pesten? Waarom kunnen allerlei internationale criminelen, die de samenleving voor honderden miljoen benadelen, in ons land vrijelijk hun activiteiten ontwikkelen? Terwijl jonge vrouwen die proberen de kost te verdienen voor achtergebleven familie, het land uit worden uitgejaagd? Iedereen weet toch dat er verre van voldoende Nederlandse meisjes en vrouwen zijn die dat werk willen doen. Weten die lui, die in hun vrije tijd van hun riante salarissen genieten, niet wat ze aanrichten? Dat hele gezinnen in de derde wereld afhankelijk zijn van het in Nederland verdiende geld? Zijn ze zo stom, of zo asociaal? Ik vrees het laatste! Sorry, dat ik me zo liet gaan, ongewild dwaalde ik een beetje af.

Twee reizen heb ik met de Graveland naar Brazilië gemaakt. Tijdens die twee reizen ben ik in heel wat havens geweest. Van Cabedelo in de staat Rio Grande do Norte, tot Porto Alegre in Rio Grande do Sul. Daartussen lagen dus het al genoemde Recife, Angra dos Reis , Maceió, Salvador of Bahia, Ilhéus, Vitória, Rio de Janeiro, Santos en Itajaí. Ook zijn we een keer bij de werf van Verolme geweest bij Rio in de baai van Jacuacanga.
Van Cabedelo (het was trouwens de laatste haven, voor de thuisreis) herinner ik me dat het een klein haventje was en dat we er sisal hebben geladen. Onvoorstelbaar, maar in de duinen een paar honderd meter verderop, lagen de oude kanonslopen uit de Nederlandse tijd nog gewoon voor het oprapen. Ik heb er wel even naar gekeken, maar mijn interesse ging op dat moment meer uit naar een meisje dat naast me zat. Wat me vooral imponeerde, uitdaagde en aantrok, waren haar enorme borsten. Ze was erg bleu. Ik geloof ook dat ze nog erg jong was. Ik heb met haar afgesproken voor die avond en ben ergens geweest waar ze met andere meisjes samenwoonde. Zo jong als ze was, had ze al een dochtertje. Als 'extra' had ik voor haar nog wat luxe zeep mee genomen en ik geloof een pop die ik nog had, voor haar dochtertje.
Ik ben vanuit deze plaats ook een keer naar de tandarts geweest, maar ik vermoed dat hij de verkeerde kies getrokken heeft. De hele overtocht naar Amsterdam heb ik kiespijn gehad. Maar op een gegeven moment had ik de pijn, middels een soort zelfhypnose, aardig onder de knie.
Recife is al beschreven. Dus komen we in Maceió . We zijn er maar heel kort geweest, ik geloof dat we na een paar uur weer vertrokken. Wel heb ik er m´n voorraadje Peter Stuyvesant verkocht. Ik weet dat nog zo goed omdat ik het direct aan de douane verkocht heb. Er kwamen namelijk een man in een smetteloos wit uniform en in het gezelschap van een oude neger aan boord om de inklaring af te handelen. Laatst genoemde had een jutezak bij zich en deed me denken aan een niet verklede Zwarte Piet.
Hoewel dat doorgaans door iemand van dek gebeurde moest ik ze bij de gangway opvangen en naar de kapiteinshut brengen. Toen ik zo voor hen uitliep, vroeg ik me al af waar die zak eigenlijk voor diende. Natuurlijk voor eventuele contrabande dacht ik nog in een ironische bui. Nu niets bleek minder waar, alleen iets anders dan ik gedacht had. Toen ik de douanier bij de hut van de kapitein had afgeleverd, ging het zwarte mannetje weer met mij mee naar beneden. Onderweg vroeg hij of ik nog ´cigarros´ te koop had. Ik was natuurlijk op m´n hoede en zei kort en bondig ´não tenho nada´, want een paar woordjes Portugees had ik intussen geleerd. Halverwege op het bootsdek kwamen we echter Kees de kabelgast tegen. Die zat al wat langer op deze kust en kende het mannetje klaarblijkelijk of in elk geval de situatie. Hij klampte het mannetje aan en vroeg wat de Stuyvesant deed. Het mannetje antwoordde duizend cruzeiro per slof. Waarop Kees repliceerde dat hij in Recife al twaalfhonderd had kunnen krijgen. Na enig heen en weer gepraat tussen de twee werd mij gevraagd of ik ook wat in de aanbieding had. Ik zei tegen Kees die daar naar vroeg en toen ik zag dat het wel snor zat; ´tien sloffen´. We kwamen overeen dat hij twaalfhonderdvijftig zou betalen als hij van ons één slof voor niets kreeg. Toen had ik dus weer 11.200 cruzeiro, omgerekend geloof ik plusminus 100,00 gulden. De investering was 10 keer  ƒ 3,20 dus ƒ 32,00 De sigaretten gingen dus drie keer over de kop. Ik denk dat elke tabakswinkel daar jaloers op zou zijn. Een probleem was dat we niet onbeperkt sigaretten konden kopen. Per week had je recht op twee sloffen. Die 10 sloffen die ik op dat moment had, waren opgespaard. Je kocht ze wel, maar liet ze tot dat je ze verkopen wilde bij de hofjood achter zegel liggen. Gelukkig viel de shag daar niet onder. Caballero kostte aan boord maar ƒ 1,80 per slof, maar die kon je aan de straatstenen niet kwijt. Peter Stuyvesant wilden ze. Maar zo verkochten we dus, geheel volgens de daar geldende regels, de contrabande aan de douane.

Meestal waren de opkopers echter van die louche altijd rond de kade rondslen-terende figuren. Als indicatie wat je met dat geld kon doen, kan ik zeggen dat we aan een meisje één conto gaven voor een hele nacht. Een conto was 2000 cruzeiro dus ongeveer twintig gulden dus. Stel dat zo'n meisje kans zag om dat vijf keer in een maand een man te versieren. Dan betekende dat 1200 gulden op jaarbasis en dat is wel drie keer zoveel als wat een arbeider kon verdienen destijds in Brazilië én onafhankelijkheid van de mannen en de mooie praatjes van meneer pastoor.

In Bahia ben ik meerdere keren geweest, meestal zowel op de uit- als op de thuisreis. Daar heb ik een keer een Cuba Libreglas meegenomen uit een bordeel dat ik jammergenoeg een paar jaar geleden gebroken heb bij het afwassen. Dat bordeel was echt iets heel aparts. Zoals al gezegd, in dergelijke gelegenheden kwamen wij doorgaans niet. Waarom ik daar toen wel naartoe ben gegaan, wil me niet te binnenschieten. Het zal wel het idee van de taxichauffeur zijn geweest, op mijn vraag mij naar iets dergelijks toe te brengen. Bahia is tegen de heuvels gebouwd en het bordeel was in de bovenstad, aan een weg die zich naar boven kronkelde. Toen de chauffeur stopte en zei dat het daar was, dacht ik eerst dat ik in de maling werd genomen. Ik stond voor een tamelijk groot alleenstaand huis maar er was niets te zien dat op enig teken van leven duidde. Ik vroeg hem te wachten en liep op de deur toe. Alles was donker en ik hoorde of zag niets. Ik zag geen bel en wilde me alweer omdraaien toen ik een klopper ontdekte. Wie verwacht er nu een bordeel met een klopper? Afijn ik liet het ding een paar keer op de deur terechtkomen en zowaar, nog geen vijf seconden later ging een klein luikje open. Ik werd aangekeken door een mannengezicht en blijkbaar tegelijkertijd op m’n waarde getaxeerd. Zodra hij in de gaten had dat ik een buitenlander was, ging de deur open en gaf ik de taxichauffeur een seintje dat hij kon vertrekken. Vanaf het moment dat ik uit de taxi stapte, was ik, zonder dat ik daar enig benul van had, op nog geen twintig meter van een ware poel van verderf geweest. Het was een tent die in een film over extremiteiten op dit gebied niet zou hebben misstaan. Iets waarvan ik, tot op dat moment, het bestaan niet eens had kunnen vermoeden.

Ik liep een kort gangetje door en kwam in een grotere ruimte terecht. Wat ik daar zag tart elke beschrijving. Op een aantal langs de wand geplaatste banken of sofa’s, zag ik een twintig- tot dertigtal mensen. Ze zaten of lagen naast en op elkaar in diverse stadia van ontkleding en waren bezig met allerlei sexuele activiteiten. Bij de ingang van de kamer was ik inmiddels opgevangen door een vrouw met de grootste borsten die ik ooit gezien had. De BH waar die dingen eigenlijk in hoorden had ze nog om, maar deed verder geen dienst. Trouwens niet alleen haar borsten waren ruim bemeten, zij zelf ook. Ik kreeg van haar een drankje van het huis en ze nam me mee naar een vrij plekje ergens op een sofa. Ze sprak alleen maar Portugees, dus van een gesprek kwam niet veel terecht.
Ik voelde me hier absoluut niet op m'n gemak, maar wist niet zo gauw een reden te bedenken om direct weer weg te komen. Ik moet toegeven dat ik ook wel een beetje geobsedeerd was en uit nieuwsgierigheid niet meteen weer vertrok. Het eerste glas was een gratis binnenkomertje geweest. Toen ik echter een tweede Cuba Libre wel moest afrekenen, ontdekte ik hoe hoog de consumptieprijzen waren. Ik dacht en nu wegwezen. Ik bedacht maar weer eens een smoesje en beloofde de volgende avond met m’n vrienden terug te komen. Zonder mankeren werd een taxi bestelt en ik verliet het Sodom en Gomorra spektakel. Natuurlijk ben ik er nooit weer geweest, het was duidelijk een maatje te groot voor onnozele zielen van ons soort burgermannetjes. Het is trouwens de enige keer geweest dat ik, in Brazilië tenminste, in iets ben geweest dat je een soort sexclub of bordeel zou kunnen noemen. Maar zo vermaakte de elite zich dus in Brazilië. Daarbij vergeleken wekte de manier waarop wij onze sexpleziertjes hadden de indruk dat we bij een afdeling van de CJMV op bezoek waren. Hoewel ik daar al een tijdje geen lid meer van was.

Een ander voorval waar ik een nare herinnering aan over gehouden heb is het volgende. Het gebeurde ook in Bahia. Ik ging eens de wal op, niet om te stappen dit keer, maar wilde gewoon naar een bioscoop. Waarschijnlijk had ik geen geld, een andere reden kan ik niet bedenken voor dit afwijkend gedrag. Bij de uitgang van het havencomplex werd ik aangesproken door een meisje. Duidelijk een `business girl`. Ze deed wanhopige pogingen om mij mee te tronen naar haar werkplek. Ik had dus vermoedelijk helemaal geen geld dus haar pogingen hadden geen enkel succes. Waarschijnlijk ben ik te sentimenteel, maar zelfs nu kan ik me niet aan het idee onttrekken dat het misschien wel een heel schrijnend voorbeeld is geweest van een desperate poging om aan eten te komen voor een baby die thuis lag te huilen van de honger. Na enige discussie ben ik echter doorgelopen. Maar ik heb er nog wel eens ‘last’ van gehad. De film die ik gezien heb heette `Last Train to San Fernando ` een western, van Amerikaanse makelij natuurlijk.

Van de volgende haven Ilhéus kan ik me absoluut niets herinneren. Van Vitoria daarentegen wel. Het is qua natuurschoon, samen met Rio, misschien wel de mooiste haven waar ik ooit geweest ben. Het ligt als door een landschappenschilder bedacht in een baai tussen de bergen. Een andere bijzonderheid was dat ik daar met een vrouw in plaats van met een meisje ben mee geweest. Ik geloof dat ze wel in de veertig was. Hoe dat zo kwam weet ik niet meer. Misschien was ik gewoon toe aan een moederlijk type. Een heel aparte ervaring. Ik zat een beetje slecht bij kas en ze heeft me nog geld teruggegeven voor de taxi, zodat ik weer aan boord kon komen. Van Vitória naar Rio de Janeiro was niet zo ver. In Rio bekeek je in elk geval de verplichte bezienswaardigheden zoals het Corcovado , het wel bekende Christusbeeld (Corcovado) en het Pão de Açùcar (Suikerbrood).

Het Suikerbrood (Pão de Sucre)

 

  Vooral in Rio zag je de enorme tegenstelling tussen rijk en arm. Liep je op de Copacabana (eigenlijk dus Avenida Atlantica, (Copacabana is het deel van de stad) met z'n dure hotels en restaurants, de brede stranden met enorme golven en de flanerende toeristen, dan was de wereld wel in orde. Keek je echter tussen de luxe gebouwen door, dan zag je tegen de heuvels de enorme favelas
  Toen was er echter ook al van alles te zien.

   

Om de haverklap werd je door iemand aangeklampt. Meestal voor het aanbieden van een of andere dienst waar je geen behoefte aan had of gewoon om te bedelen. Om ze allemaal te negeren of af te wijzen vergde wel enige hardheid van je. Maar het went, eerder dan een vent.
Zelf was ik natuurlijk ook maar een snotneus op de maatschappelijke ladder. Maar hier stond ik heel duidelijk niet meer op de onderste tree en kon me al enkele zaken permitteren. Bijvoorbeeld m'n schoenen laten poetsen, wat ik met enige regelmaat deed. Terwijl  ik dan met kleine nipjes m'n ‘cafè sinho’ dronk, zette ik om de beurt m'n voeten op zo'n kistje en even later zagen m'n schoenen er weer uit als nieuw.
Ik leerde ook nieuwe vruchten kennen zoals watermeloen, avocado en papaja, vooral die laatsten vond ik lekker en waren veel groter dan wat ik Nederland zie liggen. Bananen en sinaasappels kostten daar natuurlijk helemaal niets. Eieren kochten we ook wel eens aan de wal, maar als je er tien wilde, moest je er minstens twintig kopen. Vaak waren ze namelijk al bebroed.

Carnaval heb ik jammer genoeg niet meegemaakt. Wel oud en nieuw 1960-61 in Rio. Oud en nieuw was blijkbaar een soort generale repetitie voor carnaval. Als je niet beter wist zou je denken dat het carnaval was. Ik stond op de kruising van de Avenida’s Branco en Vargas te kijken naar alles wat aan me voorbij trok. Bij de heerlijke temperaturen van een tropische avond trokken muziekgroepen, praalwagens en schaars geklede mulattinnen al sambadansend aan me voorbij. Wat me nog het meest bij gebleven is waren die kleine meisjes, van een jaar of 5 of 6, om op te vreten gewoon, wat een schatjes. Die hadden al een gevoel voor ritme waar een Europeaan alleen maar van kan dromen. Wat kun je je dan plomp voelen als Nederlander.

De rest van die oudejaarsavond en nacht hebben we doorgebracht in een, voor ons althans, meer passende omgeving vlak bij de haven. Ik kreeg nog ruzie met de kok, een Groninger die uit Haren kwam, waar ik een paar jaar eerder nog een cross gewonnen had. Het was een gezellige boel en we zaten met z'n allen aan een grote tafel. Eén van de vrouwen, een erg vriendelijke niet meer zo jonge mulattin, werd door hem zo onbeschoft en beledigend bejegend dat ik me er mee bemoeide. Ik ruilde met haar van plaats zodat zij niet meer direct naast hem zat. Waarschijnlijk was hij zo'n ziek figuur, die er behagen in schept om vrouwen te beledigen. Het type dat alleen seksueel opgewonden raakt wanneer ze een vrouw kunnen uitschelden en of vernederen. Ik heb dat nooit begrepen en had, zeker toen, helemaal geen weet van het bestaan van zulke afwijkingen. Een seksuoloog zal het wel kunnen verklaren.
Ik hoorde eens, in een TV programma, een Nederlandse prostituée vertellen dat het haar met enige regelmaat overkwam dat mannen tijdens een bezoek aan haar de behoefte toonden haar uit te schelden. Ja, er lopen nogal wat maandagmorgenproducten rond in de wereld. Zo’n figuur moet die kok ook geweest zijn.

Op nieuwjaarsdag hebben we met een touringcar een uitstapje gemaakt naar Petrópolis, een plaats in de buurt van Rio. Vaak drink ik, vooral ’s avonds laat, als ik met dit verhaal bezig ben een Cuba Libre. Sinds m’n Cuba Libreglas kapot is drink ik dan uit een pul waar ‘Lembrança de Petrópolis’ op staat en die ik op die dag gekocht heb. Die stenen pul is bedoeld voor bier, maar ik gebruik hem omdat er precies een blikje cola plus rum in kan. Behalve dat ik dit souvenir toen gekocht heb, kan ik me van de hele trip niets herinneren, behalve dat het in een bergachtige omgeving was.

Na Rio komt automatisch Santos , de bekende koffiehaven van São Paulo. Daar hield ik me bezig met dat wat we altijd deden. Er is dus niets bijzonders te melden.
Itajaí was een klein haventje waar we ons, in een simpele tent, met simpele meisjes, prima konden vermaken voor weinig geld. Op een dag liep er een Amerikaans schip binnen. Voor de bemanning van dat schip hadden die meiden de prijzen verdubbelt.  Bijzonder was daar het trammetje dat ons vanuit de haven naar het plaatsje bracht. Het ding was zo oud dat ik vermoed dat het er al was toen de Portugezen dit deel van de wereld in bezit namen. Het was een wonder dat het nog kans zag elke keer de 2 of 3 km te overbruggen. Het slingerde erbarmelijk en elke keer dacht ik, nu vliegen we uit de rails. Maar, ik moet toegeven, het is nooit gebeurd.
In die haven kwamen ook wel eens Nederlandse emigranten aan boord. Ze woonden in Blumenau zo'n 40 km oostelijk van Itajaí. Ze vertelden dat het een klein plaatsje was, van oorsprong een Duitse kolonie maar waar zich ook veel Nederlanders gevestigd hadden. De meeste spraken nog Nederlands, sommigen van de jongsten, alleen Portugees.