VOOR EN
ACHTER!
of
"Toen varen nog leuk
was!"
door
Roel Massink
32
- Du styrman, titta där! (Zeg
stuurman kijk daar eens !)
Nadat
we nog Assab aandeden, verlieten we Ethiopië (Eritrea) en vervolgden onze weg
door het zuidelijke deel van de Rode Zee. Helemaal in het zuiden daarvan, waar
deze overgaat in de Golf van Aden, deed zich een keer een incident voor dat
rampzalige gevolgen had kunnen hebben. Ik dacht dat het op de tweede trip rond
Afrika was. Ik liep nog steeds de 0 - 4 en de 12 -16 wachten, die ook bekend
staat als de hondenwacht.
Danz
en ik hebben overwogen om eerder naar huis te gaan, maar die sloep leek ons een
beetje gammel. 'Putte' en ik raakten een keer aan de praat met twee(gewone)
meisjes op het strand. Foto's gemaakt in Assab.
Als
ik om vier uur in de morgen van wacht kwam ging ik nooit direct naar bed, veel
te warm. Afhankelijk van welke mogelijkheden een bepaald schip bood, ging ik
bijvoorbeeld naar ‘monkey-island’
om lekker uit te waaien. Dat is het hoogste dekje op een schip, boven de brug.
Tenminste zo was dat op de Disa. Waar je ook keek alleen maar water om je heen
met boven je de oneindigheid van het heelal. Ik kan iedereen een bezoek aan
monkey-island aanraden die eens wat dieper in z’n ziel wil kijken of de
nietigheid van zijn of haar persoontje in het universum wil ervaren. Maar bij
heldere maan, ging ik ook wel eens helemaal naar voren. Als je dan over de boeg
keek zag je vaak dolfijnen, vlak voor het punt waar het schip de zee in tweeën
scheurde, uitzwemmen.
De
morgen waarin het volgende zich afspeelde ging ik, toen ik m'n wacht erop had
zitten, met een pilsje naar de brug, om nog even een frisse neus te halen. Geen
overbodige luxe in dat stuk van de wereld. Terwijl ik nog de bakboordtrap die
naar de brug leidde beklom, viel me op dat vrijwel recht vooruit, iets over
bakboord, een licht knipperde. Op zich niet vreemd, want hier bevinden zich
verscheidene groepen eilandjes, rotsen en ondiepten. Velen daarvan waren van
bakens voorzien. Die lichten staan vast en zeker op de zeekaarten aangegeven en
het zal lezer niet verwonderen dat het de bedoeling is dat de lichten aan de
juiste kant worden gepasseerd. Het vreemde was dat we de lichten al behoorlijk
dicht genaderd waren en de Disa gewoon rechtuit voer. Toen ik op de brug
aankwam, zag ik dat onze 3 e stuurman stond te ouwehoeren met de
matroos van de wacht. Vreemd, want zij hadden nog maar net afgelost en zouden
zich eerst op de hoogte moeten stellen van de actuele situatie.
Ik riep tegen hem; "Du styrman, titta
där!" (Zeg stuurman, kijk daar eens) en vroeg hem of hij hetzelfde zag
als ik. De stuurman schrok zich te kompleet pletter, liet zich een ‘fy
fan’ ontvallen en gaf opdracht hard stuurboord te geven. Normaal wordt op
zee een bepaalde koers uitgezet en het sturen aan de stuurmachine (automatische
piloot) overgelaten. Ik weet eigenlijk niet of ze zo’n ding eerst moeten
uitschakelen voor dat ze tot handbesturing over kunnen gaan. Ik vermoed echter
dat de handbesturing al aan stond omdat er voortdurend van richting moest worden
veranderd en ze met z’n tweeën gewoon hebben staan slapen.
Het was wel even paniek, maar alles ging goed en we hebben niets geraakt. De
stuurman heeft mazzel gehad dat het zo vroeg in de morgen was en iedereen sliep
zodat niemand buiten ons drieën het gemerkt heeft. We hebben er niet over
geluld, anders had het heel gemakkelijk z’n laatste schip als stuurman kunnen
zijn. Hij zal het ook wel niet in het journaal hebben vermeld.
Voor mezelf denk ik dat ik de Disa, de bemanningsleden, de rederij, de
verzekeringsmaatschappij en wie weet wat nog meer een heleboel ellende heb
bespaard. En, denk alleen maar aan al de inkt die nodig was geweest om het
bericht in duizenden kranten af te drukken. Ik had wel een premie mogen hebben.
Behalve
Djeddah, deden we alleen havens in Afrika aan. Dus als we uit de Rode Zee kwamen
gingen we niet naar Aden, maar naar Djibouti om te bunkeren. Enkele dagen later
waren we dan in Mombasa, dat ligt in Kenia. In deze plaats waren de enorme
slagtanden van een olifant het meest opvallend. Ze waren over de weg gekruist en
dienden als welkomstboog voor wie de stad binnenkwam.
De olifantstanden staan er nog steeds.
Natuurlijk
gingen we daar ook uit en deden de dingen die we altijd deden. In het pre-aids
tijdperk hoefde je niet zo eenkennig te zijn. En dat waren we dan ook niet. Het
waren hardstikke gezellige meiden. Na een paar dagen verlieten we doorgaans
Mombasa weer.
Op
een andere reis echter hebben we een fotosafari gemaakt. Twee dagen in het
bekende Tsavo National Park. Uiteraard vertrokken we vanuit Mombasa en bereikten
na ongeveer 80 km de ingang van het Tsavo Park. Ik heb op de kaart wat
mogelijkheden bekeken van hoe we gereden kunnen hebben, maar ik herkende geen
enkele plaatsnaam. Ook niet de plek waar we overnacht hebben. Het wild dat we
zagen waren o.a. giraffen, olifanten en allerlei bokken.
Onze
fotosafari in het Tsavo National Park in Kenya
We
vertrokken al bijtijds. Met de telegrafiste, Kruppa de draaier en nog iemand zat
ik in de Peugeot. De rest zat in een Volkswagenbusje.
Bij
de ingang van het Tsavopark stond dit bord. Behalve WARNING en DANGER staat er: “Visitors enter this National Park
entirely at their own risk. Exercise care - keep a save distance from dangerous
animals - they have right of way. By order of the trustees”.
In
kleine groepjes ginger we er op uit. Vanaf links: ik, Wilhelm Danz, de
telegrafiste waarvan ik de naam vergeten ben, Wolfhard Kruppa en Urs Heitz een
Zwitser.
We
lieten natuurlijk geen kans onbenut om het groot wild te bestuderen en met 'they
have right of way' in gedachte, geven we hier voorrang aan een schildpad. Het
was er trouwens wel een van een gevaarlijke soort. De derde stuurman (dezelfde
die ik 'gered' heb), heeft zelfs voor de gelegenheid een tropenhelm opgezet.
Rechts 'Putte', die is echt niet bang.
Dit
is de lodge waar we overnacht hebben.
Dit
was het uitzicht vanuit de lodge op de waterpoel. 's Nachts kwamen er olifanten
drinken.
's
Morgensvroeg was de temperatuur heerlijk. Dit was kort na het ontbijt vóór we
vertrokken voor de tweede dag.
De
Kilimandjaro was beide dagen steeds zichtbaar.
Het
uitzicht was heel mooi, maar waar wij, Kruppa en ik, nu zo geïnteresseerd naar
kijken weet ik niet.
Olifanten
lieten zich niet zien. Die kwamen pas in de nacht naar de drinkplaats bij onze
lodge. De witte top van de Kilimandjaro, met 5.896 meter de hoogste berg van
Afrika, beheerste het gebied en was twee dagen lang te zien. De berg ligt
trouwens in Tanzania, dat kort tevoren nog Tanganyika heette. Overnacht hebben
we in een zogenoemde lodge, maar je zou ook gewoon motel kunnen zeggen.
Doorgaans
lieten we ons, vanaf Mombasa, verder de Oost-Afrikaanse kust afzakken en kwamen
dan in Lourenço Marques zoals het toen nog heette, terecht. Daar probeerde
(destijds) het Frelimo en nog een andere club, de Portugezen er uit te gooien.
De camouflagepakken van de Portugese soldaten waren overal aanwezig en zag je in
elke bar. Sinds de onafhankelijkheid van Mozambique heet de stad geen Lourenço
Marques meer maar Maputo.
Ik
geloof dat we ons in deze gelegenheid (Clube Naval) gewaagd hebben om die mooie
Portugese meisjes te bekijken.(Intussen weet ik het niet meer, ik geloof dat dat
in Luanda was (Angola).
Net als in Angola zag je in Lourenço Margues van die prachtige Portugese
meisjes, waarbij je ogen bijna uit je kop donderden. Maar ze waren net zo
onbereikbaar als mooi ze mooi waren. Absoluut onmogelijk daarmee in contact te
komen of zelfs maar een praatje mee te maken. Ze werden van alles wat man was
afgeschermd, maar de ellende was je zág ze wel.
Ons
bleef dus niets anders over dan ons heil te zoeken in de bars waar wél
vrouwelijk schoon op ons te wachten zat. Weliswaar in een andere kleur
natuurlijk maar dat mocht de pret niet drukken. De sprankelende schoonheid van
de Portugese meisjes vervaagde langzaam van het netvlies èn dichtbij en wel
bereikbaar heeft ook zo z’n voordelen. Het was juist in de tijd dat Miriam
Makeba, de Zuid-Afrikaanse zangeres, een wereldhit scoorde met Pata
Pata. Dat liedje kwam dan ook regelmatig uit elke jukebox en ik hoorde het
pas geleden trouwens nog een keer op de radio.
De eigenaar van de bar waar wij het meest kwamen was een Griek. Wellicht
daardoor kwamen er ook veel Griekse zeelui in z’n tent. Die dansten dan de
Sirtaki. Mannen onder elkaar in een halve kring en zakdoekjes in de hand. Zoals
gewoon-lijk zaten wij, bij iets dat we niet kenden, te gniffelen en vonden het
maar een raar gedoe, dat onderling dansen van kerels. De simpele conclusie die
wij met onze beperkte geestelijke vermogens trokken was; 'Het zullen wel flikkers zijn'. Wij deden liever iets anders.
Onze
meisjes van plezier in Lourenço Marques woonden natuurlijk niet in een moderne
flat. Zoals de jongens in Indië terecht kwamen in de kampong, brachten wij de
nacht door in een kraal. Die huisjes kende ik al uit m’n jeugd toen ik vaak
van die geromantiseerde boeken las over de trek van de Boeren naar Transvaal en
de Oranje Vrijstaat. Pieter Maritz, Koning Dingaan, Piet Retief en later Paul
Kruger speelden daarin de hoofdrollen en in de kraal van koning Dingaan stonden
van die huisjes. Eens op een morgen heb ik nog eens geposeerd voor zo’n
inlands huisje, waar ik zojuist uitkwam. Naar zulke huisjes werden wij dus door
de meisjes mee naar toegenomen.
Toch
nog voldoende uitgerust om weer aan het werk te gaan.
Het
was trouwens wel een beetje gênant als je ’s morgens, in de stralende
ochtendzon uit zo’n hutje kwam. Dan liep je tussen de vrouwen die, met manden
vol handelswaar op het hoofd, onderweg waren naar de markt. Die wisten
natuurlijk ook dondersgoed dat we daar niet waren geweest om de meterstand op te
nemen. Vaak liep er midden tussen en kreeg je giechelende reacties. Zeker niet
vijandig of zo, eerder een beetje schalks. Alsof ze dachten, één nummertje met
hem brengt net zoveel op als een hele week naar de markt. Ja, we begaven ons
echt onder de mensen. Alleen voor meisjes maakten we een uitzondering, daar
gingen we overheen. Grapje hoor!
Kerst
1964 vierden we, nog steeds op de Disa, in Lourenço Marques. Van links naar
rechts bij de kerstborrel; Kruppa, Vilas een Spaanse motorman, onze Griekse 2e
kok, de officiersmessbediende een Duitse, ik ben haar naam vergeten, Van
Oosthuizen (zie hierna de pasje verhaal) een Zuidafrikaan, ik en de bootsman Lorén.
Soms
was Lourenço Margues onze laatste haven, dan werd ons vrachtschip een soort
bulk-carrier. In Beira of Durban in Zuid-Afrika werd er dan erts in gegooid. Dat
kon niet onbeperkt, want dat spul is hartstikke zwaar. Er werd zoveel geladen
als het Plimsolmerk in de gegeven omstandigheden toeliet. Het Plimsolmerk vindt
je op de zijkant van een schip en ziet er uit als enkele elipsen. Het geeft aan
tot hoever een schip geladen mag worden. Dat is onder meer afhankelijk van zoet
of zout water, winter of zomer c.q. tropen of Europa en wellicht nog een paar
zaken die ik niet weet, ik ben tenslotte geen stuurman.
Voorbeeld
van een Plimsolmerk
De kapitein van een schip deelt mee in de winst die een reis oplevert. Het is
dus niet verwonderlijk dat hij er belang bij heeft zoveel mogelijk te laden. Hoe
meer lading hoe gunstiger voor hem. Op een keer hadden we een aantal tonnen
drinkwater overboord gepompt, om meer erts te kunnen laden. Daarbij is een
waarschijnlijk rekenfout gemaakt, waardoor we te weinig water overhielden. Op de
terugreis naar Europa konden we niet meer douchen en moesten we drink- en
waswater met emmers onder uit de watertanks halen. We waren toen nog maar ter
hoogte van West-Afrika. Toen moesten we het water met de hand uit de tanks
halen. Ik kan me niet herinneren dat wij ook een extraatje hebben gehad voor het
ongemak. De kapitein natuurlijk wel.
Ik had in zoverre nog geluk, dat ik bij het wachtlopen in de machinekamer wel
warm, maar niet echt smerig werd. De lui die in de dagdienst zaten natuurlijk
we, en die moesten zich ook met een emmertje behelpen. Maar een in de tropen zo
welkome douche, was voorlopig niet aan de orde.
Dat erts werd dan ergens in Europa gelost. Was dat bijvoorbeeld Rotterdam of
Antwerpen, dan kon ik natuurlijk een paar dagen naar huis. Want ons schip was
niet ingericht om snel erts te lossen. Van die trips rond Afrika hebben we er
drie gemaakt.