VOOR EN ACHTER!
of
"Toen varen nog leuk
was!"
door
Roel Massink
27 – De Disa
Teneinde m'n
zeemanscarrière voort te zetten, begaf ik me na een kort verlof thuis, weer
naar Antwerpen. Intussen was ik natuurlijk geen groentje meer. Opnieuw nam ik,
maar nu met meer zelfvertrouwen, m'n intrek in het Internationaal
Zeemanshuis .
Het
Internationaal Zeemanshuis zoals het er in de zestiger jaren uitzag.
De volgende morgen
meldde ik me op het Falconplein bij het kantoor van de bond. Nu ik eenmaal een
reis gemaakt had en van een goed getuigschrift was voorzien, werd ik met meer
egards behandeld als de eerste keer. Ik weet niet meer precies hoe een en ander
tot stand kwam, maar ik kwam als motorelev in de machinekamer van het motorschip
Disa, van de gelijknamige rederij terecht. Zoals veel schepen van Scandinavische
rederijen, was ook de Disa (een meisjesnaam) een schip van de wilde vaart.
Ik weet verdomd niet
meer waar het schip lag toen ik aan boord kwam. Misschien wel in Antwerpen. De
reis ging in elk geval naar de Verenigde Staten. Na een weekje kwamen we in
Newport News aan. Van het verblijf aldaar kan ik me bijna niets herinneren.
Alleen dat ik naar de bioscoop ben geweest en de film 'The Good, the Bad and the Ugly' heb gezien. Omdat het (in Europa)
tegen de herfst liep, kocht ik ook nog een warm jack.
Van Newport News
gingen we eerst naar Boston en vandaar naar Baltimore. Daar kregen we een lading
die bestemd was voor Joegoslavië. De haven waar we zouden lossen was Rijeka.
Terwijl wij bezig waren met de overtocht van Baltimore naar Rijeka, vond in
Dallas de moord op president Kennedy plaats. We kwamen dus eind November 1963 in
de Joegoslavische haven aan. In Amerika was op het gebied waar de meeste zeelui
in zijn gespecialiseerd, stappen dus, weinig te beleven geweest. Iedereen
verheugde dus Joegoslavië, waarvan gezegd werd dat het een goed land was. Wat
wij met 'goed' bedoelden weet de lezer intussen.
De
boeg van de Disa. De B staat voor Brodin, de naam van de rederij.
Toen we in Rijeka
aankwamen, bleek aan de kade waar wij moesten lossen nog geen plek. De
consequentie was dat we, ergens in de haven, op de boeien kwamen te liggen.
Gelukkig betekende dat niet dat we de wal niet op konden. Dus werd er een 'pengarlista'
opgehangen, daarop kon je invullen hoeveel geld je wilde. In elke haven waar een
schip, wordt de rederij vertegenwoordig door een agent. Zo’n agent behartigt
allerlei belangen van de rederij. Zorgde er voor dat de voor ons bestemde post
aan boord kwam Ook regelde hij het geld dat, in ons geval via de 2de
stuurman, bij ons terecht kwam terwijl er op moesten letten dat het uiteindelijk
in de juiste kroeg werd uitgegeven. Hoeveel je van de locale munt nodig had was
soms een probleem. Vaak wist je niet welke waarde het geld had van het land waar
je op dat moment was en soms niet eens hoe het heette. In Joegoslavië, Kroatië
zouden we nu zeggen, hadden ze dinars. En vanwege de hoge inflatie in het land
van Tito, had je er een heleboel nodig.
In Rijeka (in het
Italiaans: Fiume) bleken twee, voor zeelui geschikte, gelegenheden te zijn. De
'Plava Jadran' en de '
Neboder'. De eerste bevond zich in de bovenstad, naast een bioscoop die
Partizan heette en was een soort tot danslokaal aangepast theater. De Neboder
was in de benedenstad en had meer stijl, het leek meer op een casino. Ook al
omdat het gebouwd was een parkachtige omgeving. Eigenlijk was Joegoslavië
destijds natuurlijk een communistisch land, maar omdat Tito altijd al een wat
eigenzinnige koers ten opzichte van de Sovjet Unie had gevolgd, beschouwde hij
het als ongebonden. Van een communistische sfeer was, voor ons althans, dan ook
weinig te merken. Dit was echter schijn.
Een zeeman is
doorgaans a-politiek. De basis waarop hij de kwaliteit van een land waardeert is
de aanwezigheid van voldoende meisjes met ruime opvattingen. En niet te vergeten
de prijs van al dat moois in verhouding tot het geld dat hij te besteden heeft.
Volslagen asociaal natuurlijk, maar het was niet anders. Dat de drijfveer voor
die ruime opvattingen waarop hij hoopte, wel eens kon bestaan uit een laag
welstandsniveau of zelfs armoede, dringt meestal niet tot hem door. Ook bij mij
niet, moet ik eerlijkheidshalve toegeven. Hoewel er zijn ook genoeg meisjes die
om minder dringende redenen er de voorkeur aangaven boven een of ander lullig en
slecht betaald baantje. En wie wil ze, behalve de kerk of andere bekrompen
tijdgenoten, dat recht ontzeggen?
Zoals
vaak op de Disa, vier man, vier nationaliteiten. Hier poseer ik, in het begin
van m'n verblijf op dit schip, met van links naar rechts een Noor, een
Oostenrijker en een Vlaming.
Het ergste, meest
waardeloze voor ons dus, waren Arabische landen en China. Ik moet hierbij echter
aantekenen dat ik in Alexandrië (Egypte) eens heb gezien hoe een vrouw, ten
behoeve van een paar andere zeelui, midden in een gelegenheid en midden op de
middag, haar niet bepaald kleine boezem liet zien en ik denk niet dat dat de
periferie van haar diensten geweest zal zijn. Niet dat in die landen geen armoe
bestond, maar de religie c.q. de staatsideologie voorschrijft wat wel en niet
door de beugel kan. Daar werden wij gedwongen tot totale onthouding of
zelfbevlekking. Trouwens ook in de VS, waar hele volksstammen beginnen te
krijsen als iemand de verkoop van vuurwapens aan banden wil leggen, was (en is)
prostitutie, op één staat na, verboden. Het was er wel, maar moeilijk te
vinden. In Zuid-Slavië echter, zoals we dat land vroeger nog wel eens noemden,
want ‘joego’ betekent gewoon 'zuid',
hadden we het slechter kunnen treffen.
De
Disa in Rijeka
De eerste avond ging ik de wal op met de elektricien, een Duitser ergens uit het
Ruhrgebiet. Z’n naam ben ik kwijt, maar het was een hele geschikte vent waar
ik prima mee overweg kon. Waarom weet ik niet meer, maar we kwamen terecht in de
Plava Jadran. We begaven ons naar een vrij tafeltje en keken om ons heen. Het
was nog vroeg en absoluut nog niet druk. Slechts hier en daar een bezet
tafeltje.
Er was life muziek in
de vorm van een quintet met een vrouwelijke violiste. Ja, dat lees je goed, een
violiste. We zaten daar misschien een minuut of twintig, toen een knappe jonge
vrouw met (alweer) prachtig zwart haar vroeg of ze bij ons mocht zitten. Ondanks
het feit dat er nog voldoende lege tafeltjes was er natuurlijk geen enkele
aanleiding om dat te weigeren. Bovendien was daarmee het karakter van het
etablissement bepaald. Een hele geruststelling.
Ik schatte haar op
tussen de dertig en de vijfendertig en ze zag er, vergeleken met de andere
meisjes en dames die intussen hadden plaatsgenomen, nogal chic uit. Ze stelde
zich voor als Milka en zonder een woord in die richting te reppen, haalde ze ons
over haar te vragen of ze wellicht iets wilde drinken. Ondanks het feit dat ze
een ietsje ouder was dan ik, of misschien wel juist daarom, vond ik haar al
direct aantrekkelijk. Jammer genoeg vond de elektricien dat ook. Een week later
zou dat aanleiding worden voor enkele perikelen. Niet ernstig overigens. Hij is
zelfs nog familie van me geworden. Niet echt natuurlijk, hij werd wat de
Duitsers noemen; mijn 'Lochschwager'.
Hier
zitten we (Chile,Zimpel een Oostenrijker en ik) in een restaurant in Rijeka.
Milka sprak uitstekend
Engels en je merkte meteen dat ze een prima opleiding had gehad. Je kon heel
interessante gesprekken met haar voeren heb ik later ontdekt. Ze is één van
die vrouwen die ik nu, ruim 35 jaar later, nog wel eens zou willen ontmoeten.
Daar was ze interessant genoeg voor. Ik denk nog wel eens aan haar, omdat een
bekend chocolademerk van die naam regelmatig meent reclame te moeten maken.
Hoewel de kans dat ze helemaal geen Milka heette ook niet moet worden
onderschat, 'business-girls' werken
zelden onder hun eigen naam.
Die avond spraken we
met ons drieën over van alles en nog wat en het was heel gezellig. Om het ijs
te breken vroeg ik haar wat ‘Plava
Jadran’ betekende. Dat was Servo-Kroatisch
antwoordde ze en stond voor Blauwe Adria. Op haar beurt vroeg zij waar wij
vandaan kwamen en of we al eerder in Rijeka waren geweest. We vertelden dat dit
de eerste keer was en dat we respectievelijk Nederlander en Duitser waren, maar
op een Zweeds schip voeren. Zo werd de conversatie al een beetje
vertrouwelijker. Ze vertelde dat ze eens iets grappigs had meegemaakt met een
Zweed. Het was een anekdote die ik nooit vergeten ben en nog steeds heel grappig
en origineel vindt. Het ging als volgt. Ze had eens een klant meegenomen die een
beetje aangeschoten was. Iedereen weet dat alcohol niet erg bevorderlijk is voor
het bereiken van een snel hoogtepunt. Hij was dus al een tijdje bezig de
verplichte oefeningen te doen, zonder het gewenste resultaat te bereiken. Voor
haar was al dat gedoe natuurlijk niet prettig. Op een gegeven moment hield hij
even op, waarschijnlijk om even uit te rusten voor de volgende aanloop. In de
veronderstelling dat het hem gelukt was, had ze, wellicht een beetje slordig
uitgesproken, maar hoopvol gevraagd: "Are you finished?" Een klein
nuanceverschil kan er voor zorgen dat men dit verstaat als: ‘Are you Finnish?
De man in kwestie antwoordde dus: "No, Swedish!".
Kerst
1963. Boven schijn ik me (samen met de timmerman die van de Fär Oer kwam) te
ontfermen over de rest van de kalkoen enonder ons vaste tafeltje in de mess. Van
links naar rechts: ik, Chile(een Chileen uiteraard), Speedy Gonzales (een
Spanjaard) en Halvarsson een Noor.
Het quintet speelde
intussen dat het een lust was, maar wel heel ouderwets. Onder andere ‘Czardas’
zat in hun repertoire. Maar dat vindt ik wel een mooi nummer. Zo hebben nog een
tijd gepraat en gedronken. Ik besloot Milka te beloven er niet zolang over te
doen als de Zweed uit haar verhaaltje en ben met haar mee naar huis gegaan. Ze
bleek een leuke flat te hebben, met een slaapkamer die ik als typisch
Duits-Oostenrijks zou willen omschrijven. Zelfs het bed, met een grote zware
peluwdeken, zag er erg Duits uit. Ik dacht nog, als ik daar één keer onder lig
krijg ik m’n kont niet eens meer omhoog. Ik heb bij die andere meiden, waar ik
later mee ben geweest, niet meer zo’n mooie kamer gezien.
Omdat we natuurlijk
vaak op zee zaten, lieten we geen mogelijkheid om te gaan stappen onbenut. De
volgende avond zaten we dus weer prompt in de Plava Jadran. Ook de sfeer was
heel ongedwongen en kon wedijveren met die in Brazilië, maar wel anders
natuurlijk. Ik denk dat iemand, met nogal rechtlijnige opvattingen over hoe een
leven geleefd behoort te worden en die toevallig in de Plava Jadran verzeild zou
zijn geraakt, niet eens zou zijn opgevallen dat het een poel van verderf was.
De Disa in een nogal
onheilspellend sfeertje,of gewoon onderbelicht ergens voor anker. (Ik geloof
veel later in Hong Kong)
Om die sfeer in Rijeka
weer te geven, kan wellicht het volgende dienen. Op een zaterdagavond zaten we
eens met bijna de helft van de bemanning aan enkele tafeltjes met misschien wel
een stuk of tien, twaalf meisjes en vrouwen ertussen. Het leek verdomd veel op
de afsluiting van een jaarlijks uitstapje van een fabriek of kantoor. Hoe
gemoedelijk het er toeging blijkt wel uit iets wat ik nooit weer heb mee
gemaakt.
Eén van de meisjes heette Maria. Een heel gewone naam en een hele gewone jonge
vrouw. Toch was Maria ook heel bijzonder. Ze zat namelijk in een rolstoel. Het
mooie, misschien mag ik wel zeggen aandoenlijke, was dat Maria helemaal
geaccepteerd werd en gewoon meedraaide in het circuit. Ze kreeg net zoveel
klanten als de andere meisjes. Of het moet zijn dat wij een heel bijzondere
bemanning waren.
Waar maak je nou mee,
dat een klant de vrouw waar hij betaalde liefde mee gaat bedrijven, eerst in de
rolstoel naar huis moet rijden? Je lacht je toch helemaal te barsten of niet
dan? Ik heb haar ook eenmaal geduwd en daar geen spijt van gehad. Ik weet nog
dat toen we haar woonkeuken binnenkwamen, zij me vroeg of ik eerst iets voor
haar wilde doen. Aan de wand hing namelijk een portret van Tito, of ik dat even
wilde omdraaien. Toen ik dat gedaan had bleek zich aan de andere kant de
beeltenis van de twee of drie weken eerder vermoorde Kennedy te bevinden,
compleet met zwarte rouwstrik op één van de hoeken.
Een
deel van Rijeka en de haven.
Wat vrouwen, want zij was niet de enige, in die rare kop van de Amerikaanse
president zagen is me altijd een raadsel gebleven. Blijkbaar is dat iets wat een
man niet ziet. Ik heb haar er ook niet naar gevraagd. Aan Maria werd ik meer dan
een week lang herinnerd vanwege enkele enorme halen die ze op m'n rug heeft
gemaakt. Twee keer over drie mooie donkerbruinrode parallellen. Je houdt je
flink, maar eigenlijk zou je er iets van moeten zeggen. Ik heb er wel een paar
dagen last van gehad, want het werden flinke korsten, die na een paar dagen
enorm gingen jeuken. Maar daar staat tegenover dat het ook trofeeën waren,
tenslotte waren ze het bewijs van iets. Je zag het niet vaak en je probeerde ze
dan ook helemaal niet te verbergen als je ging douchen. De schampere opmerkingen
interpreteerde je als uitingen van afgunst.
Ik geloof dat we op
een vrijdag, de dag dat we kennismaakten met Milka, in Rijeka aankwamen. We
konden één keer per week geld aanvragen, dus een vrijdag later zou er opnieuw
geld ter beschikking moeten zijn. Voor dat doel werd voor de tweede keer een ‘pengarlista
’ opgehangen. In die tijd 1963 dus, had men in Joegoslavië een flinke
inflatie. Het aantal dinars dat je nodig had liep in de tienduizenden, of waren
het zelfs honderdduizenden? Ik weet het niet meer. In de war gebracht door de
grote hoeveelheden dinars, was de stuurman in de veronderstelling dat er nog
geld genoeg aan boord was. Hij had dus niets besteld. In werkelijk-heid was dat
echter niet zo. Dat resulteerde in een situatie waarin iedereen maar een derde
van het aangevraagde geld kreeg. Dus zo’n geval van te veel om aan boord te
blijven en te weinig om de wal op te gaan.
Natuurlijk was dat een
unieke gelegenheid geweest om eens de plaatselijke kathedraal te bezichtigen of
een interessant museum te bezoeken. Dáár hadden we wel genoeg geld voor gehad.
Maar dat lag nu eenmaal niet in onze aard. Ik ging dus wéér samen met de
elektricien, de wal op. We waren allebei, vanwege het geldprobleem, een beetje
chagrijnig. Milka zat bij ons aan tafel. Op een gegeven moment bestelde ik vier
slivovica, met de bedoeling een rondje te geven. Maar, omdat ze wisten dat ik
net als zij, ook onvoldoende geld had, weigerden ze. Dat zette, geheel ten
onrechte natuurlijk, bij mij weer kwaad bloed. Toen heb ik ze, heel
demonstratief, alle vier en direkt achterelkaar zelf opgedronken. De stemming
was danig verpest. Milka kon het gekibbel niet langer aanzien en ging kwaad naar
huis (of misschien wel naar de Neboder, die andere tent). Hoe het verder gegaan
is kan me ik slechts met vlagen herinneren. Ik moet tegen het bewusteloze aan,
dronken zijn geweest. En, geheel tegen m’n gewoonte in werd ook uitermate
agressief. In één van die vlagen van herinnering, bedreigde ik iemand met een
kapot geslagen glas. Ik denk dat het door de slivovica kwam, die smerige
pruimenjenever. Ondanks alles wist ik blijkbaar nog wel dat ik met een bootje
naar boord moest, om twaalf uur. Dus ging ik tegen die tijd weg. Het is ook niet
onmogelijk dat ik er uit getrapt ben. Ik weet wel dat we het er de volgende dag
over gehad hebben, maar wat m’n maats er van gezegd hebben kan ik me niet meer
herinneren.
Wie Rijeka kent, weet
dat het tegen de rondom gelegen heuvels is gebouwd. De hoogteverschillen worden
voor voetgangers overbrugd door tegen die heuvels gebouwde trappen. Ik begaf me
dus op weg naar het hoekje in de haven van waar uit het bootje zou vertrekken
dat me aan boord moest brengen. De eerste vlaag herinnering die later bij me
opkwam was dat ik op de trappen uitgleed. Geen wonder, want afgezien van het
feit dat ik stomlazerus was, had het ook nog gesneeuwd en was het dus glad. Het
lag dus voor de hand dat ik met m’n onzekere tred zou uitglijden. Hoe vaak dat
is gebeurd kan ik niet zeggen, maar minsten één keer ben ik op m’n kont de
hoek omgaan. De volgende dag bleek ik bont en blauw te zijn en alles deed me
zeer. Maar zover was het op dat moment nog niet. Wonder boven wonder heb ik kans
gezien de afvaartplaats te vinden. Want dat beeld, van een leeg hoekje in de
haven, zonder bootje, kan ik me nu zelfs nog voor de geest halen. Ik denk echter
dat ik gewoon te laat ben geweest en dat het bootje al vertrokken was. Ik kan
natuurlijk ook te vroeg zijn geweest, want de anderen waren ook nog aan wal. Het
eerst volgende dat ik me daarna weer herinner was dat ik wakker werd en stemmen
hoorde, in een taal die ik niet verstond. Achteraf was dat niet zo
verwonderlijk. Ik bleek aan boord van een Joegoslavisch schip te zijn gegaan,
dat vlak bij het vertrekpunt van het bootje lag afgemeerd. Ik ben daar in de
mess in slaap gevallen. De stemmen die ik hoorde behoorden toe aan enkele
bemanningsleden die in de pantry stonden koffie te drinken. Nadat ik overeind
was gekomen en een beetje verdwaast om me heen keek, werd me gevraagd of ook
trek had in een kop koffie. Nou dat had ik wel, want ik voelde me enorm
belabberd. Jammer dat ze niet even hebben gevraagd hóe ik m'n koffie dronk. Nu
kreeg ik het op de plaatselijke wijze. Zo'n grote soepkop, boordevol met half om
half koffie en melk. Ik geloof dat ze dat bij ons koffie verkeerd noemen. Na een
paar slokken voelde ik me nog beroerder dan voor de tijd. Toch heb ik ze
uitvoerig bedankt voor de genoten gastvrijheid èn de koffie. Toen ik het schip
verliet, zag ik dat het Jelsa heette.
Bij het schrijven van deze regels, heb ik het opgezocht. Het bleek een
plaatsnaam te zijn. De plaats ligt op het eiland Hvar, ten zuiden van Split. Hoe
weet ik niet, maar op een of andere manier heb ik kans gezien weer aan boord van
de Disa te komen.
Later ben ik nog een
keer met Milka mee geweest. Het was nog niet laat toen we gearmd de Plava Jadran
verlieten. We hebben, bij haar thuis, dan ook eerst nog een tijdje zitten praten
vóór we naar bed gingen. Ze vertelde dat ze graag naar Duitsland wilde. Daar
was ze al een keer geweest en dat beviel haar wel. Na nog wat koetjes en kalfjes
vertelde ze ook dat ze zwanger was. Binnenkort zou ze een abortus ondergaan. Ik
dacht dat ik van m’n stoel donderde. Een abortus? Nu kan ik me dat niet meer
voorstellen, maar toen vond ik dat ik haar moest bepraten teneinde een andere
oplossing te vinden. In Joegoslavië bleek abortus toen al een vrij normale
ingreep te zijn, maar ik vond het verschrikkelijk.
Ik denk dat mijn benadering van dat probleem destijds, ongeveer gelijk was aan
die van een door meneer pastoor bewerkt KVP-lid. Milka zag het echter meer als
een bedrijfsrisico en was van mening dat ze geen keuze had. Natuurlijk had ze
volkomen gelijk, zo’n kind zet je, tenzij je het zelf écht wilt, niet in de
wereld. Maar ik was behoorlijk van m’n stuk en m’n hoofd stond absoluut niet
meer naar alles wat op seks leek. Ook Milka was ondanks dat ze behoorlijk
resoluut was in haar voornemen, door het min of meer emotionele gesprek, toch
een beetje ontstemd geraakt. Ik heb toen letterlijk alleen maar bij haar
geslapen. Voor wie zich dat wellicht afvraagt. Ja hoor, in zulke gevallen
betaalde je gewoon.