De stichters van ons bedrijf
Wie waren nu om nog even te herinneren aan de eerste regels van
het vorige hoofdstuk Johan Herman Wijnne en Barend Barends, de stichters van
onze vennootschap?
En wie waren de opvolgers?
Over de eerstgenoemde vennoot valt helaas niet veel te vertellen,
daar over hem en zijn familie weinig bekend is.
Johan Herman Wijnne was de zoon van een zekere Dr.Wijnne, die
geboren was in Elburg.
Deze Dr.Wijnne had in Groningen gestudeerd en klaarblijkelijk
voelde hij zich in deze stad zo thuis, dat hij na beëindiging van zijn studie
besloot zich hier ook te vestigen.
Dr.Wijnne was nog jong toen de dood hem aan zijn familie
ontrukte.
Zijn oudste zoon, toen nog op het gymnasium, werd later professor
in de geschiedenis.
Er bestaat een bekend boek over onze vaderlandse geschiedenis van
zijn hand.
Er waren evenwel nog twee zoons;Johan Herman Wijnne was de
jongste telg van de familie Wijnne, die wij dan in 1855 ontmoeten als vennoot
van het bedrijf, waarover thans wordt verteld.
Ook Johan Herman Wijnne overleed nog betrekkelijk jong.
Hij kwam om het leven bij een spoorwegongeluk in de omgeving van
Breukelen op 2 Juli 1868.
Veel meer is bekend over de familie Barends.
Barend Cornelis Barends stamde in de vrouwelijke lijn via de
familie Meihuizen(een bekend naam in de Groninger Veenkoloniën) af van
Zwitserse Doopsgezinden.
In Zwitserland werden de Doopsgezinden vervolgd.
De vervolging begon al in de 16e eeuw en wel in de eerste plaats
in de Zwingliaanse kantons.
In de 18e eeuw namen de praktijken tegen hen gruwelijke vormen
aan:zij werden opgejaagd en opgesloten.
Martelingen waren geen uitzonderingen, vele van deze
Doopsgezinden werden zelfs ter dood gebracht, anderen werden voor de galeien
verkocht.
Hun goederen werden verbeurd verklaard.
Door het ingrijpen van de Nederlandse Staten-Generaal op aandrang
van de hoogst verontruste Doopsgezinden in ons land kregen enkele honderden
geloofsgenoten in 1711 verlof om, met vrije beschikking over hun goederen
Zwitserland te verlaten.
Deze groep kwam naar Nederland in vier schepen.
Na hun aankomst in Amsterdam werden zij over verschillend Doopsgezinde gemeenten in ons land verspreid.
Zo kwam ook een gedeelte in Groningen, o.a in Hoogezand-Sappemeer.
Een dergelijke uittocht schijnt zich later, n.l in 1714 nog eens
herhaald te hebben, want toen kwam ook Samuel Peter met zijn vrouw, Barbara
Freij in Hoogezand-Sappemeer.
Naar zijn geboorteplaats noemde hij zich Meihuser.
Hij werd de stamvader van de Meihuizens en vele andere geslachten
in ons land.
Samuel Peter overleed in 1758 te Kalkwijk.
Deze en andere gegevens zijn ontleend aan het Stamboek der
Nakomelingen van Samuel Peter of Samuel Meihuizen en Barbara Freij een werk
uitgegeven door J.Huizinga.
Hoe komt nu de verbinding met de naam Barends tot stand? De
schakel is een achterkleindochter van deze Samuel Peter en Barbara Freij,
genaamd Jantje (Samuels) Meihuizen, die in het huwelijk treedt met Cornelis
(Berends)Barends, een jongeman die
in 1787 te Hoogezand was geboren.
Hij overleed in 1833 te Amsterdam, waar hij koopman was in
koloniale waren.
De jongste van de vijf kinderen uit dit huwelijk nu was Barend (Cornelis)
Barends, die op 1 Januari 1855 met Johan Herman Wijnne de vennootschap onder
firma Wijnne&Barends stichtte.
Hij was toen 25 jaar.
Hij overleed in 1891.
Deze vennootschap onder firma werd aangegaan voor onbepaalde
tijd.
Ieder jaar bestond de mogelijkheid de vennootschap te ontbinden.
Korte tijd later werd bij een aanvullend contract bepaald, dat de
overeenkomst zou duren tot 31 December 1870.
De langstlevende vennoot zou tot dat tijdstip de zaak onder
dezelfde naam kunnen voortzetten of indien hij zulks wilde deze termijn kunnen
verlengen.
Ons 100-jarig bestaan maakt wel duidelijk dat tot het laatste
werd besloten.
Om aan te tonen op welke basis deze overeenkomst werd gesloten
nog het volgende.
Afgesproken werd, dat ieder der vennoten al zin tijd en kennis
aan de zaak zou geven.
Er werd voorts een verzekering gesloten voor een uitkering aan de
weduwe van de eerstgestorvene.
Bovendien zou deze weduwe jaarlijks een bepaald bedrag onder
zekere voorwaarden ontvangen.
De basis waarop werd samengewerkt, spreekt dus wel voor zichzelf,
n.l absoluut onderling vertrouwen.
Nog altijd de basis voor alle compagnonschappen.
Waarmee hield deze vennootschap zich nu precies bezig?
In hun balansenboek spreken zij van hunne Cargadoore, Reederij,
Assurantie, Expeditie en Agentuurzaken.
Geen gering terrein dus.
Hun rederij bestond uit het aandelenbezit in een aantal schepen.
Dit aantal heeft in de loop der jaren sterke veranderingen te
zien gegeven.
Zo bedroeg dit aantal in 1861 vijf schepen en in 1866 dertien
schepen.
Voor een deel van deze vloot werd bovendien de boekhouding
gevoerd.
De vloot bestond uit koffen, schoenerbrikken, galjoten, brikken,
een fregatschip en een stoomsleepboot genaamd Time is Money.
Het fregatschip Ellina soms ook driemastschoener genoemd, stond
in 1866 getaxeerd voor een bedrag van Fl 85.000,-de galjoot Secundus stond voor
Fl 7500,-de(gekoperde)brik Columbus voor ongeveer Fl 27.000,- en de reeds
genoemde sleepboot voor circa Fl 9000,-.
Er werden bij de firma nog meer zaken gedaan dan de reeds
genoemde.
Een oud kaartje, mogelijk als curiositeit bewaard gebleven n.l de
volgende mededeling:
Aangenomen moet worden, dat deze kaart stamt uit de eerste jaren
van de vennootschap.
Vermoedelijk is men ook geïnteresseerd geweest in een
zeilmakerij.
De heer Wijnne heeft afgaande op enkele andere oude stukken
waarschijnlijk ook nog belangen gehad in een graanhandel.
Uit alles blijkt dus wel, dat de stichters van het bedrijf te
beschouwen zijn als twee zeer werkzame en actieve handelspartners.
Waar was de in 1855 opgerichte vennootschap in Groningen
gevestigd.
Ook hier moeten oude stukken ons weer een zekere richtlijn geven.
Vrij zeker mag worden aangenomen, dat de heer Wijnne al een
kantoor had voor de stichting van de vennootschap en wel zodanig in gebruik
zijnde benedenkamer van een huis in de Poelestraat, hoek Schuitendiep.
In 1861 wordt voor het eerst gesproken over het kantoor de Noorderhaven.
Deze vestiging moet zeer
vermoedelijk als een als een uitbreiding worden gezien, daar in 1863 ook nog
sprake is van het kantoor Poelestraat.
Vanaf 1864 wordt alleen gesproken van het kantoor Noorderhaven en
het kantoor St Jansstraat.
Het kantoor Noorderhaven was een onderdeel van de privé-woning
van de heer B.C.Barends, die in 1855 was getrouwd en eerst enkele jaren dicht
bij het kantoor aan de Poelestraat had gewoond.
Het huis aan de Noorderhaven wordt in een later stuk beschreven
als een herenbehuizing, uitkomende in de Hoekstraat.
Maar genoeg hierover.
Slechts een enkele herinnering nog aan die tijd.
Ergens vonden we een ongedateerd notaatje van een arbeider, die
voor de heer Barends had gewerkt.
De juiste datum is dus niet bekend, maar
als we de bedragen zien staat het wel vast dat het al even geleden is.
Deze arbeider had veertien schoft gewerkt (volgens K.ter Laan was in de stad een schoft gelijk aan twee uur) en
voor deze arbeid ontving hij de som van
Fl 3,36.
Dat wil
dus zeggen 12 cent per uur.
Inherent aan de scheepvaart, zijn goede en slechte tijden.
Zij wisselen elkaar af als de dag en de nacht en al is het soms
dat de nacht wat langer duurt dan de dag, toch komt steeds de een de ander weer
aflossen.
Vanzelfsprekend zien we dan degelijke verschijnselen ook in die bedrijfstakken ,die nauw met de scheepvaart zijn verbonden en een van die takken
is het cargadoorsbedrijf.
In het begin hebben we al gezegd, dat de tijd waarin de heren
Wijnne&Barends hun zaken begonnen, een uitgesproken gunstige tijd genoemd
kan worden.
Maar reeds niet zo heel veel later wordt het minder gemakkelijk.
De handel raakt verstoord, de scheepvaart neemt in betekenis af,
een tijd van slapte staat voor de deur.
Nieuwe mogelijkheden dacht men te krijgen door de opening van het
Eemskanaal in 1876.
Daarom ging men over tot stichting van een kantoor in Delfzijl.
Hier breekt dus een geheel nieuwe fase in de ontwikkeling van het
bedrijf Wijnne&Barends aan.
Alvorens hierover iets verteld wordt, is het noodzakelijk de
volgende schakel in de familieopvolging te belichten.
Van de zes kinderen uit het eerste huwelijk van de heer B.Barends
moeten we noemen Cornelis en Samuel, die in het bedrijf werkzaam zijn geweest.
Van de kinderen uit het tweede huwelijk noemen we de broers Claas
en Reinhard.
De eerste stichtte op Java de kleine thee en rubberplantage
,"Kamana ", waarvan zijn broer
Samuel die in Delfzijl woonde directeur werd.
Claas stierf in 1919 in Indie.
Reinhard Barends woonde te Rotterdam waar hij werkzaam was in de
graanhandel van de heer Schilthuis.
Hij was commissaris van de N.V Wijnne&Barends van 1919 tot
zijn dood in 1926.
In 1891 overleed de tweede stichter van de vennootschap de heer B.Barends.
Hij wordt opgevolgd door zijn zoon Samuel Barends.
Deze is nauwelijks 26 jaar en directeur van beide
kantoren:Delfzijl en Groningen.
Zijn oudere broer Cornelis was nog geen 25 jaar oud, al in 1882
overleden.
Samuel Barends nam bij de boedelscheiding in 1891 beide huizen
waarin de kantoren waren over.