DE
LAATSTE REIS VAN DE "TELL"
In
november 1976 begon ik weer eens wat krap bij kas te zitten.
In
oktober was ik getrouwd en het was de bedoeling, dat mijn vrouw Akkie mee zou
varen op het volgende schip. De afgelopen jaren had ik als aflos-stuurman
gevaren; 2e stuurman op de Grote of 1e stuur op de Kleine
Handelsvaart.
Er
was voldoende vraag naar stuurlui en als mijn geld op was zocht ik maar weer een
bootje.
Ik
probeerde ‘s winters in de tropen te varen en ‘s zomers in West Europa en de
Oostzee.
Dit
lukte me vrij aardig.
Ik
kreeg via het arbeidsbureau voor zeevarenden te horen, dat er een 1e
stuurman gezocht werd op de "Tell" van rederij Schellen uit Rotterdam,
een coaster van 3000 ton, zonder laadgerei en nog vrij nieuw, dus dat leek me
wel wat.
Er
was ook een vacature voor kapitein op een 300-tonnertje, ik belde een
telefoonnummer in het uiterste noorden des lands en een rondborstige Grunninger
vroeg me: "Kaptain hep jai verstaand van motoor’n?" Ik weet, dat er
op ieder schip een vetput aanwezig is en er de broodnodige motor instaat, maar
dat is zo’n beetje alles wat ik er vanaf weet, daarom ging dit niet door. Het
werd dus de "Tell".
Akkie
zou ook mee mogen varen, maar de kapitein moest eerst toestemming geven en dat
kon pas als ik op die boot zat.
In
het Kieler Kanaal stapte ik ‘s avonds in de sluis aan boord, terwijl er een
stomdronken figuur door 2 man van boord gepiekeld werd, dat bleek mijn
voorganger te zijn.
Mijn
hut stonk als een kroeg op zondagochtend en kapitein van Denderen vroeg, of ik
wel eens in het Kieler Kanaal gevaren had.
Ik
antwoordde instemmend en kreeg te horen, dat ik voorlopig de wacht zou hebben,
want de 2e stuurman kon niet sturen en zelf had hij 2 dagen zijn kooi
niet gezien vanwege het slechte weer in de Oostzee, mijn voorganger was al sinds
Stettin niet meer nuchter geweest en die 2e was een bal gehakt.
De
matrozen liepen stand-by wacht en ik gaf er een meteen opdracht om mijn hut uit
te mesten en weer bewoonbaar maken.
"Goede
wacht en welterusten," wenste kapitein van Denderen me toe
"Guten
abend, Herr Steuermann," verwelkomde de loods me op de brug en of ik het
sturen van hem kon overnemen, want daar was hij niet voor ingehuurd.
Het
was wel even wennen aan het stuurpookje en de afstandsbediening, maar die boot
stuurde gelukkig als een tierelier. De loods wist de weg op de brug, hij kon de
koffie vinden en de 2e machinist kwam ons nog wat te eten brengen.
Na
diverse malen vastgemaakt te hebben om andere schepen te laten passeren, waar de
matrozen en de 2e stuurman steeds bij aanwezig waren kwamen we de
volgende ochtend in Brunsbuttel aan en na het passeren van de sluis voeren we de
Elbe af.
Het
was inmiddels daglicht en ik zag nu, dat het schip er keurig uitzag; geen roest
aan dek en alles goed in de verf.
Om
acht uur kwam er een Portugese matroos boven, die zich voorstelde als Phillipe
en vroeg, wat de werkzaamheden voor deze dag waren.
Ik
stelde voor om mijn hut verder te luchten en nogmaals een keertje te soppen en
verder te gaan met hetgeen ze de vorige dag begonnen waren, dit alles in het
Spaans-Portugees wat ik aan boord van de Nederlandse Christelijke Koopvaardij
geleerd had.
Om
tien uur kwam de kapitein weer boven water die het weer van me overnam; de 2e
stuurman was een Filippijn, die mocht alleen op open zee wachtlopen, voorlopig
moesten wij tweeën het samen doen.
"Als
je een slaapmutsje wil, pak je het maar uit mijn hut", zei hij nog voor ik
mijn kooi indook.
Die
middag werd het normale leven weer hervat en maakte ik kennis met de rest van de
bemanning.
De
tweede stuurman stelde zich voor als captain Caluza, hij had een Filippijns
kapiteinsdiploma, maar daar had die ouwe geen hoge pet van op.
De
eerste machinist was een gezellig ogende man die echter stotterde, hij vertelde
later dat hij als kind helemaal niet kon praten en dolblij was, dat hij na lange
jaren spraaklessen zich goed en duidelijk verstaanbaar kon maken.
De
5 matrozen waren Portugees en Phillipe was eerste matroos, een soort bootsman.
Uiteraard
heette er eentje Jesus, op ieder schip waar ik met Spanjaarden en Portugezen
gevaren heb zat er altijd een Jesus tussen. Veilig gevoel, want tenslotte heeft
er ooit eens een Jesus over het water gelopen.
De
kok kwam uit Spanje, een klein vrolijk mannetje, die de hele dag liep te lachen.
De
2e machinist was een somber ogend figuur, die weinig met maatschappij
Schellen en de maatschappij in het algemeen op had.
Mijn
hut viel erg mee, ik had een zit- en slaaphut met eigen badkamer, dus ideaal om
de huwelijksreis mee te maken.
Eenmaal
in volle zee, liep die bal gehakt ook wacht (12-4), zodat we om twaalf uur
altijd gezamenlijk een drankje voor de lunch nuttigden in de hut van die ouwe.
Naast
het glaasje bier werden er ook borreltjes genuttigd en zorgde de kok voor een
bittertafel.
Tijdens
dat eerste borreluurtje hoorde ik wat meer over schip en maatschappij.
Dat
we kolen naar Newcastle gingen brengen wist ik al; het is een bekend
spreekwoord, in Holland beter bekend als water naar de zee brengen, maar de
mijnwerkers in Engeland waren al maandenlang aan het staken, dus vandaar.
De
meester wist te vertellen, dat er geruchten gingen dat die boot verpatst zou
worden.
Die
ouwe wist van niks en de tweede meester had zoiets wel verwacht.
Ik
kreeg ook meteen veel inside info over de huiselijke omstandigheden van mijn
nieuwe collega’s.
De
meester was zijn huis uitgeschopt door zijn ppokke wijf en woonde tijdens zijn
verlof in zo’n klein kkut-kamertje in het Rotterdamse zeemanshuis.
De
tweede meester vond, dat er geen enkele vrouw deugde en die ouwe had thuis niets
te vertellen; hij was die vent, die af en toe eens kwam logeren en voor de poen
zorgde.
Een
fraaie gelegenheid voor mij, om te opperen, dat ik mijn vrouw mee wilde laten
varen en dat ik net een maand getrouwd was.
Toen
ze dat hoorden werd er nog een fles jenever opengemaakt en begonnen ze me te
beklagen.
Die
ouwe was in principe tegen het meevaren van echtgenotes, toen ik dreigde in
Newcastle meteen weer af te stappen draaide hij wat bij en zei het met kantoor
op te zullen nemen.
Het
lossen in Newcastle zou bijna een week duren, want ze hadden daar alleen
installaties om kolen te laden en niet om te lossen.
Na
een telefoontje met de rederij kon Akkie meteen overvliegen en na twee dagen
stapte ze na een hobbelige vliegreis in een fokker Friendship met windkracht 9
aan boord.
We
lagen nog steeds kolen te lossen, dus we hadden veel tijd voor onszelf.
De
dagelijkse borrel om twaalf uur liep wel wat uit, omdat er geen zeewacht gelopen
hoefde te worden en die kolen lossen ging vanzelf.
De
2e stuurman, captain Caluza deed iets onduidelijks bij een
internationale dienstverlening voor Filippijnse zeelui en had in Newcastle een
hotelsuite afgehuurd, alwaar hij zijn zakelijke contacten kon leggen.
Hij
was zo dom, om ons uit te nodigen een borreltje te komen drinken in dat hotel.
Dus
zaten we ‘s avonds met 5 man sterk in de lounge de duurste drankjes te drinken
op rekening van captain Caluza, die dat niet zo leuk vond.
Hij
was officieel gekleed in een zwart kostuum met vlinderdas en kreeg de hele avond
bezoek van Filippijnse zeelui, op zoek naar een boot.
Wij
namen verscheidene dubbele whisky's of cocktails en proostten steeds op zijn
gezondheid.
Hij
schrok zich rot als we weer een rondje bestelden, maar liet zich niet kennen.
Tenslotte
waren wij uitgenodigd, maar dit was echt wel de kat aan het spek binden.
En
de sterke verhalen kwamen weer los..
Die
ouwe had als matroos op 200 tonnertjes gevaren, hele winters vastgevroren
gelegen in een Oostzeehaven en 30 uur per dag moeten sappelen op die bootjes,
dat waren nog eens tijden.
De
eerste meester had uiteraard op nog kleinere bootjes gevaren, met een
maststrijkinrichting, ging de hele Seine af en in een klein haventje in
Frankrijk laden voor Engeland om daar op de Theems weer via sluizen en
kanaaltjes ergens in het binnenland te lossen.
Dat
waren nog eens gezellige bootjes, de kapitein met zijn vrouw en hij als
machinist-kok-matroos, dat was de hele bemanning.
Dit
werd speciaal naar mij benadrukt, want ik kwam van de grote vaart waar ik mijn
eigen Chinese of Indonesische bediendes aan boord had, die mijn hut
schoonmaakten en de was
voor
me deden, zelfs in de haven ontbijt in mijn hut serveerden.
Maar
op de Tell had ik helemaal niets te doen zolang we In Newcastle lagen, werden
die kolen er vanzelf uitgeschept door een gammele kraan en de matrozen hielden
alles verder wel in de gaten.
Die
waren niet zo stapperig, dat kostte alleen maar geld.
De
volgende ochtend werd het ontbijt overgeslagen, zo laat was het geworden en we
begonnen de dag met pikheet.
Frisse
neus halen aan dek en meteen daarop maar een klein borreltje voor het eten om
het niet af te leren.
De
conversatie was iedere dag bijzonder levendig, ondanks het feit dat we constant
met hetzelfde groepje aanwezig waren.
Nadat
we daar eindelijk leeg waren maakten we nog wat reisjes op de Engelse oostkust.
Zo
waren we een keer in ballast onderweg van Leith naar Tees met windkracht 8 op de
kop.
We
hadden 24 uur dezelfde vuurtoren dwars gehad, toen de meester kwam vertellen,
dat er bijna geen gasolie meer aan boord was, dus terug naar Leith om te
bunkeren.
En
daar lekker een dagje liggen wachten, tot de wind zou draaien, alleen duurde dat
deze keer wel heel erg lang.
Van
Tees gingen we lossen in Antwerpen en kregen het gelukkige bericht, dat we (het
was december) in Antwerpen staal moesten gaan laden voor Livorno in Italië. In
de golf van Biskaje werd ons kerstdiner genuttigd en lagen we bijgedraaid, om
het voor Akkie wat aangenamer te maken, want ze had last van de combinatie
alcohol en penicilline; ze was in Antwerpen mishandeld door een tandarts.
Ondanks het bijdraaien kon ze niet meegenieten aan tafel, jammer dat Spaanse
kokkie had er zijn best voor gedaan.
Ik
had mijn eerste aanvaring met die ouwe, want na diverse gangen waar overal
verschillende flessen wijn bij gedronken werden kreeg ik de schuld van dat
bijgedraaid liggen.
Omdat
mijn vrouw zo nodig mee moest.
Ik
ben naar boven gegaan en heb die boot met volle kracht weer op koers gelegd.
Op
de automaat gezet; niets te zien in de wijde omgeving en op de radar ook niet
(Jesus stond op de uitkijk, wat wil je nog meer? Hij had maagklachten dus had
hij beneden toch niets te zoeken).
In
de messroom waren er diverse flessen en glazen gesneuveld, maar dat is niets
bijzonders op deze reis, want met een lading van rollen staal slingert die boot
als een gek.
Ondanks
het heftige slingeren werd de maaltijd met smaak vervolgd en bracht ik Akkie
iets lekkers in haar kooi, daar lag ze wat rustiger.
De
dagen daarop werd het weer wel rustiger, maar die ouwe wat onrustiger want zo
vaak was hij hier niet geweest; zijn hele leven had hij op de Noord- en Oostzee
gevaren en nu zag hij de kust niet meer.
Hij
was toch wel blij dat ik aan boord was, want ik had hier 10 jaar met tankers en
grote vaartschepen gevaren.
Maar
hij kon in de haven goed manouveren met die boot, dat kon ik nu weer niet; op de
grote vaart krijg je een loods, die alles verder doet en sleepboten doen de
rest. Zo vulden we elkaar goed aan. Het dagelijkse borreluurtje werd steeds
gezelliger en het weer steeds mooier.
Gelukkig
waren we Biskaje goed doorgekomen met die rollen staal. want als die rollen
beginnen te rollen, worden ze steeds dunner en langer en gaan ze steeds meer
rollen.
Al
het stuwhout wat we aan boord hadden we er al tussen gegooid, dus het bleef
rustig in het ruim.
31
december kwamen we op de rede van Livorno aan en daar er storm voorspeld werd,
wilden we zo gauw mogelijk naar binnen om daar oud en nieuw te vieren.
De
Italiaanse autoriteiten dachten daar anders over en reageerden totaal niet op
VHF en telegrammen, zelfs niet op onze morselamp.
We
besloten om een paar mijl buiten de haven voor anker gegaan.
Dit
was de meest onrustige jaarwisseling die ik ooit heb meegemaakt; om tien uur 's
avonds barstte er een zware storm los en de lading begon weer aardig te
rommelen.
Ook
nog oud en nieuw vieren…
Op
2 januari, toen het mooi weer geworden was kwam er een loodsbootje langszij en
mochten we naar binnen. Aan een wachtkade moesten we een week wachten tot er
plaats vrij was op de losplaats. Daar hadden we geen problemen mee. Er was
slechts een klein probleempje; de bonded stores waren verzegeld en daarin bevond
zich de drank voor ons middagbittertje.
Gelukkig
hadden we daar Akkie voor aan boord, die elke dag braaf een paar flessen Stock
Brandy aan de wal ging kopen.
Zullen
we er voor vandaag een Stockje voor gaan steken?
Op
één Stock kun je niet lopen.
Zorg
er altijd voor een Stock achter de deur te hebben.
Zoals
het Stockje thuis tikt, tikt het nergens.
Spontaan
kwamen er iedere dag nieuwe Stockspreuken boven drijven en heel populair was de
song: Stock around the Clock.
Een
heel gezond drankje: je kunt er Stock-oud mee worden. Ook Stock-doof maar dat is
lekker rustig.
Beter
een Stock in de hand, dan de lucht van tien.
Er
waren drie kleuren Stock: rood, groen en blauw. Voordat de twee flessen leeg
waren kreeg Akkie altijd van die ouwe te horen dat ze weer de verkeerde kleur
had meegenomen. Na twee glaasjes was het probleem al opgelost.
Met
een Stock in de hand kom je door het hele land.
Het
was inmiddels bekend geworden, dat het schip bij terugkomst in Rotterdam aan een
Duitse rederij verkocht zou worden en onder een of ander vaag vlaggetje zou gaan
varen.
Zit
er de volgende reis zo'n dikke vette pokkemof op deze stoel, klaagde de eerste
meester dagelijks. Ik heb me drie jaar de pestpokke gewerkt in deze
machinekamer.
(Zag
er werkelijk pico-bello uit, die vetput.)
Ook
de matrozen zaten vanaf de nieuwbouw aan boord en ze waren zo trots op het feit,
dat er geen spatje roest op te bekennen viel.
Na
lossen in Livorno moesten we staal gaan laden in Algerije!! en naar Taranto
brengen.
Een
paar jaar geleden was er daar staal gelost maar niemand die er ooit iets mee
gedaan had.
Wel
leuk voor Akkie; Algerije.
Niet
leuk voor mij, want er lagen alleen maar roestige rollen staal, slecht verpakt
en ook nog stalen platen en er was geen stuwhout te bekennen.
Onder
veel officieel protest over de staat van de lading en het ontbreken van stuwhout
zo goed en zo kwaad als het ging, die handel aan boord genomen. Alles met alle
staaldraden die we aan boord hadden gesjord en zelfs twee dagen gewacht op beter
weer.
Gelukkig
verliep deze reis voorspoedig.
In
Taranto werden we geconfronteerd met de driftige ontvangers van de lading, die
deze roestzooi niet wilden accepteren. Dus daar weer twee weken liggen wachten.
Weer
dagelijks aan de Stock, we kregen het steeds meer aan de Stock met kantoor en de
Italiaanse agent. Gelukkig hadden we in Algerije al officieel bezwaren gemaakt
tegen de toestand van de lading…
Onze
Portugese matrozen trakteerden ons op een mooie zaterdag op vers zeefruit, het
kwam zo uit de boot vandaan, oud-collega's van ze. Smaakte fantastisch, maar
ziek dat het halve schip 2 dagen was. Het liep wel heel erg dun door de darmen
en er werd 2 dagen geen Stock gedronken.
Pas
jaren later las ik dat er in de Golf van Taranto een chemicaliënboot gezonken
was; daar waren we toen al achter gekomen…
nadat
we eindelijk gelost waren moesten we naar Chioggia, om …staal te gaan laden
voor Antwerpen.
Ik
maakte zoveel problemen om voldoende stuwhout voor die rollen staal en goeie
staaldraadsjorringen voor die platen te krijgen, dat het bijna weer op een grote
vertraging uit zo lopen.
In
Chioggia hadden ze ook drie kleuren Stock. Ik weet nu nog steeds niet, wat nu
wel de goede kleur was. De Stock-gesprekken hadden nu vooral betrekking op de
gevolgen van de verkoop van de Tell: 'die directeur, die puntneus komt straks in
Antwerpen aan boord en ik zal hem wel eventjes vertellen dat we dit allemaal
niet pikken.'
Die
ouwe vond zich te oud voor een andere rederij en zag zijn toekomst in een
schillewijk.
De
2e machinist had het altijd al gedacht, maar zag het niet zo scherp, nadat hij
die nacht samen met een dikke ouwe slettebak, allebei echt als een hoeretoeter
aan boord gestrompeld was; wie hield wie nu vast?
Het
leverde wel een komisch tafereel op. En we hadden geen eigen laadgerei om die
tante weer van boord te piekelen, dus dat moest met spierkracht gebeuren.
In
Antwerpen kwam de directeur (die puntneus) aan boord, samen met de walkapitein.
Bij
die ouwe in zijn hut. Ben er ook bij gaan zitten, want er werd gezellig
geborreld.
Niemand
deed zijn muil open, om te zeggen wat ze al die maanden hadden willen zeggen.
Ik
kon als jong stuurman alle kanten nog op, dus ik deed het maar voor ze, namens
mijn vrienden, die ik op dit schip gemaakt had. Niet dat het hun veel zou
helpen.
"Mijnheer
Puntneus, waar ben jij nou mee bezig, ik kreeg van die walkapitein een
compliment, dat die boot er zo mooi uitzag, kan ik ook niets aan doen: komt door
die matrozen die vanaf de nieuwbouw dit als hun schip beschouwden en nu weer wat
anders moeten gaan zoeken.
Die
ouwe gaat op zoek naar een schillewijk en de meester gaat weer naar dat kleine
kutkamertje in het zeemanshuis in de hoop nog een bootje te vinden. wat ga jij
doen. Puntneus??
Je
gaat naar je mededirecteuren en bent blij, dat je die boot met Hollandse
subsidie heb laten bouwen hem mooi meteen als nieuw hebt kunnen verpatsen aan
een stelletje pokkemoffen, die er een Cypriotisch vlaggetje aan hangen en jij
strijkt de winst op.
Die
puntneus dronk bijna nooit en die walkapitein ook niet, maar ze gingen van
schrik mee met het tempo van de Tell., met allerlei mooie beloftes.
We
hebben die boot nog naar Rotterdam gebracht en hoorden later, dat die puntneus
met de walkapitein op de terugreis in een greppel gereden waren.
Ze
waren met de schrik vrijgekomen, maar de auto was total loss.
Ik
zou die reis zo weer over willen doen.
Jos Komen