Hebbiewellis (5)

Hebbiewellis….… negertjes ‘gevangen’ ??…

Op de reis van Dakar naar Freetown verbrandde de 3e wtk zich aan zijn gezicht, borst en armen door een steekvlam uit een ketel. Het gebeurde tijdens zijn wacht in de machinekamer en niet tijdens het bereiden van saté. Weken was hij uit de roulatie en liep hij rond met gaasverband op de zwarte restanten van zijn huid, die maar langzaam genas. De reparaties aan het dek hadden niet veel geholpen, in de radiohut stonden weer conserven blikken en de zeekaart, waarop genavigeerd werd, lag in de bovenste lade om droog te blijven tijdens en vooral na tropische regenbuien. Het lekte er nog dagenlang na.

Na Freetown deden we Abidjan, Takoradi en Tema aan. De 4e stuurman had het de douane van Abidjan wel heel makkelijk gemaakt. Op 5 sloffen sigaretten had hij keurig zijn naam geschreven voordat hij ze in een reddingboot verstopt had. Tema bleek een moderne net aangelegde haven te zijn, een vervanging van de "Surf havens" langs deze kust. De zeeschepen gingen daar vroeger op zee ten anker en losten hun lading over in kleine scheepjes. Door de branding roeiend werd de lading dan op het strand gebracht. In Takoradi ’s avonds een pilsje aan de wal gedronken. De kroeg was schaars verlicht en toen we naar het plafond keken was dat er helemaal niet. We waren wel door een deur naar binnengegaan maar zaten gewoon weer buiten. De sterrenhemel flonkerde boven ons.

In Lagos/Apapa liepen wij langs een openluchtbioscoop en zagen daar het publiek niet meer bij komen van het lachen toen ze in de film een groep negers met witte strepen over hun lichamen, gekleed in rieten rokken en gewapend met speren, dreigend stampend het oerwoud uit zagen komen. Het waren waarschijnlijk zwartbeschilderde Hollywood figuranten die deze geweldige uitwerking hadden op dit echte zwarte publiek. Nooit eerder hadden wij zoveel witte tanden in het donker gezien.

In Port Harcourt aan de Nigerdelta voetbalden wij een wedstrijd tegen de bemanning van een Schotse Elder Dempster schuit die voor ons lag aan de kade. Het stadion stelde niet al te veel voor, schuin door het doel liep een fietspad. Bij een schot op doel was het goed uitkijken om niet een passerende neger op zijn fiets te raken. Het meegebrachte kratje pils voor in de rust zou ongebruikt retour gegaan zijn omdat we een opener vergeten waren. Gelukkig hadden wij een matroos van de Kaap Verdische Eilanden in ons elftal die met zijn tanden bierflesjes kon openen. Op weg naar het voetbalveld hadden we een klein zwembad ontdekt. Daarvan werd de vloer weer netjes lichtblauw geschilderd en morgen kon daar weer gezwommen worden.

Dus wij er de volgende dag naar toe. Met een tuinslang waar een slap straaltje water uitkwam, ging dat nog wel even duren voordat het bad van 4x10 meter volgelopen was. Aan de ene kant stond inmiddels een kleine meter water, aan de andere kant kwam het net tot je enkels. Met 8 grote kerels valt er dan nog weinig te zwemmen. Ter plekke werd door ons een nieuw spel bedacht. Twee partijen van vier man die tegen elkaar waterpolo speelden aan de ene kant en zodra ze de middenlijn gepasseerd waren werd het een soort voetbal op een veld waar het wel erg hard geregend had. Dolle pret, maar toen we uit het bad kwamen bemerkten we dat er nog erg weinig eelt onder onze voeten zat. Heel voorzichtig zijn we stap voor stap terug naar boord gestrompeld.

Op 9 juni lagen we in Douala, met een prachtig zwembad van de Franse club. Daar konden we echt zwemmen, voordat we vertrokken naar Sapele in Nigeria, het oerwoud in. Voor de riviermonding ten anker bij Escravos, wachten op de loods. Dan gaat daar een geheel andere wereld voor je open. Niet te vergelijken met een loods die bij Hoek van Holland aan boord komt Er kwamen drie kleine houten scheepjes op ons af. Via de touwladder kwam een negerjongetje met een brief tussen zijn tanden aan boord. Het bleek een aanbevelingsbrief te zijn van de kok van een Holland West Afrikalijner om vooral deze loods te nemen. Althans dat dacht de loods die het jongetje gestuurd had.

Het Nederlands van ons was iets beter dan van de loods en we lazen in de brief, die voorzien was van een met zegellak vastgezet rood lintje: "Deze klootzak zou ik niet nemen, hij voer ons recht tussen de bomen het oerwoud in". En hij had nog wel vanuit zijn scheepje geroepen dat hij The Best Pilot of Africa was. Het volgende negertje klom omhoog met een soortgelijke brief. De keus viel op de derde, die ook zo’n brief had maar gekleed in kleurrijke doeken aan boord kwam. Hij nam met een drietal meegebrachte bediendes intrek in de loodsenhut.

Anker op en we voeren langzaam de delta van de Beninrivier op naar Sapele, 60 mijl stroomopwaarts. Na een paar uur bereikten we The Fork, waar je op een T- kruising bakboord uit moest, maar toch vanzelf rechtvooruit in het oerwoud belandde. Daar hadden al die loodsen hun aanbevelingsbrieven dus aan te danken. Klappie achteruit en weer vooruit en toen ging het wel goed. In de wal kon je het aantal happen zien waar schepen zich ingeboord hadden, de meest verse was van ons. Het leek mij een goede lokatie om iets verderop een restaurant met terras te beginnen.

In Sapele werd een begin gemaakt met het laden van tropisch hardhout. De boomstammen werden in de ruimen gehesen met de eigen zware spier. Op de vrije zaterdagmiddag vertrokken wij met 6 man in de motorsloep stroomopwaarts, nog verder het oerwoud in. We passeerden een strandje waar een grote groep inboorlingen, groot en klein en allemaal wit van het zeepsop, hun wekelijkse wasbeurt ondergingen. We voeren nog verder de rivier op, gingen ten anker en zwommen een tijdje rond de sloep. Wel gingen we op tijd terug om voor donker weer aan boord te zijn. Dat haalden we maar net. Gelukkig doemden de lichten van de Merwede in het oerwoud voor ons op.

Van Sapele naar Warri . Uitluisteren op de radio naar tegenliggers op de rivier. Een Engels vrachtschip meldde zich. De positie die wij in morse doorgaven was een tikkie verder dan wij al waren, maar dat gaf ons de kans door te varen. De Engelsman moest wachten. Toen wij ze passeerden kreeg ik toch de indruk dat ze het door hadden, maar ja, te laat. Toch haalden we Warri niet voor het donker en gingen ten anker in de buurt van een nederzetting. Een vloot van twintig uitgeholde boomstammen kwam tegen ons aanliggen, bemand met de bewoners van de rieten hutjes die verderop aan de rivier lagen. Ze waren gek op lege bierflesjes, dus dat ruimde lekker op.

Blikken in ieder formaat hadden echter de voorkeur. Daar waren er dan ook na een uurtje nog maar weinig van aan boord. Uit de kombuis kwam nog een 10 ltr olieblik, met handvat en schroefdop. Het laatste lege blik dus daar moesten we een beetje zuinig op zijn. De koksmaat liep er mee naar de bak, ging overboord hangen en rammelde erop. De hele vloot kano’s kwam luidschreeuwend onder hem liggen. Voor de grap rende hij terug naar ruim 3 en liet het blik daar weer zien. Het hele stel liet zich behendig peddelend en bijsturend op de stroom afzakken. Nog eens naar voren en weer terug. En nog eens.. De bootsman bedacht iets anders. Hij maakte een gei stevig vast aan het handvat van het blik Dit werd nu langzaam gevierd boven de vloot schreeuwende negertjes. Toen ineens viel het in het water, een stuk of acht jochies doken erop en begonnen de knoop van de boots te ontwarren. Dat viel niet mee, temeer niet omdat 6 matrozen op het dek langzaam de gei op ellebogenstoom begonnen in te halen. Het blik ging langzaam omhoog en hing zo’n 3 meter boven het wateroppervlak met steeds een negertje minder. De laatste sprong behendig terug toen hij net onder de reling hing. Dolle pret aan dek en zij vonden het ook prachtig.

In Warri werd de enige plaats aan de kade bezet door de "Otchi River". Een bij de Schelde in Vlissingen gebouwd vrachtschip van 8.000 ton . Gebouwd in een serie van 8 schepen voor de Ghanese Black Star Line. Aan boord een Nederlandse sparks en hofmeester die zich bij ons aan boord hadden uitgenodigd voor een Groningse rijsttafel. Capucijners, rauwe en gebakken uitjes, zilveruitjes, piccalilly, stukjes uitgebakken spek, aardappels en spekvet erover, precies wat je in de tropen nodig hebt. Dat was er op de "Otchi River" niet bij, daar waren de maaltijden in Engelse stijl. De volgende dag moesten wij voor een tegenbezoek naar de "Otchi River" en aten daar lamsvlees met mint-sauce. Dat lijkt lekker fris in de tropen maar de pot van gisteren smaakte toch beter vonden we allemaal.

Voordat we aan tafel gingen namen wij samen de Nederlandse pers van Scheveningen Radio op. Uitgetikt en door een bediende naar de Merwede gebracht, die op stroom lag. In de krant stond een of ander onzin bericht dat op de Merwede werd uitgelegd: sparks zal wel hebben zitten zuipen. Daar hadden ze gelijk in, maar het bericht was toch ongewijzigd weergegeven. Na het diner, dat met veel echt zilver in een prachtige salon werd opgediend, dronken we nog een slaapmutsje. Dat ging prima, lekker in de airco, maar later op de avond bleek de rum-cola steeds minder cola en meer rum te bevatten. Er werd mij een passagiershut aangeboden en sliep daar heerlijk onder witte wollen dekens in een koele airco.

De volgende morgen vroeg gedoucht en het punthoofd viel mee. Dat kreeg ik pas toen ik uit de steenkoude airco aan dek stapte in de vochtige tropenlucht. Alsof je een klap met een houten hamer kreeg. Het bootje van de agent dat ons aan boord moest brengen, was er nog niet. Wel lag er een visser in een uitgeholde boomstam een paar meter verderop te vissen. Hij wilde mij wel aan boord brengen voor een pakje sigaretten. Met mijn beide handen aan de boot geklemd peddelde hij richting Merwede.

Het was meer sturen want we gingen stroomafwaarts. Hij voer stijf onder de wal en voordat wij aan de oversteek naar de Merwede begonnen vroeg hij nog wel of ik kon zwemmen. Ik knikte van ja, maar liever niet voegde ik daar nog aan toe. Hij zette mij even later veilig en droog onder aan de gangway af.

 

(wordt vervolgd)

Frans Willemse

fwa.willemse@worldonline.nl