Middelen ter voorkoming van brand.

Indien in de nabijheid der vuren of residu bergplaatsen brand wordt ontdekt, moet onmiddellijk tot het blusschen daarvan worden overgegaaan met een overvloedige hoeveelheid water, daar de ondervinding heeft geleerd, dat brandende residu het best gebluscht met water, mits overvloedig gebruik. Tevens moet ten spoedigste het residudonkey gestopt worden en alle kranen of afsluiters in de residuleidingen dichtgezet. Worden deze kranen of afsluiters niet dichtgezet, dan kunnen de kleppen in het pompeinde van het donkey door den druk in den bunker gelicht worden, zoodat de residu blijft doorstroomen naar de branders. Indien door de hitte eene leiding naar de branders smelt, dan kan een brand zich dermate uitbreiden dat blusschen niet meer mogelijk is. Ten einde te allen tijde voor dadelijk gebruik gereed te zijn, moet steeds een bluschslang (dekwaschslang) van voldoende lengte, voorzien van koppeling en straalpijp, aan de daarvoor bestemde spruit in de persleiding der bad en ballastpomp zijn aangekoppeld. ter voorkoming van brand is het gebruik van lekbakken onder de vuren bij geforceerden trek af te keuren. Op schepen met natuurlijken trek moeten deze bakken steeds gedeeltelijk met zand gevuld zijn, dat zoodra dit eenigzins met residu doortrokken is, vernieuwd moet worden. Alle lekkages aan de residubranders of leidingen moeten zoo spoedig mogelijk worden verholpen. De top van den dubbelen bodem en de vloerplaten moeten steeds zoo rein mogelijk en alle residu hiervan verwijderd worden gehouden. Daar de oorzaken van brand meestal aan onvoorzichtigheid zijn te witten en niet te overziene ramp hiervan het gevolg kan zijn, draag ik U op aan de naleving van bovengenoemde voorschriften streng de hand te houden. Bij het aansteken der vuren moet of de 2e machinist aanwezig zijn tot het houden van toezicht. het schoonmaken der branders mag niet aan het stokerspersoneel worden overgelaten, maar moet steeds geschieden onder toezicht van een der machinisten. Op de stookplaats moet steeds eene voldoende hoeveelheid zand en een kolenschop aanwezig zijn, om een begin van brand te kunnen blusschen. Indien de ballastpomp in gebruik is voor het lossen en laden van residu of wanneer deze pomp om andere redenen niet beschikbaar is voor het geven van water aan dek, moet de blinde flens in de leiding van buitenboord naar de Weirspomp of naar het voedingsdonkey, verwijderd worden ten einde steeds een pomp gereed te hebben om in elk geval van brand water te kunnen geven. Een der vloerplaten voor elken ketel moet gedeeltelijk geopend blijven opdat men zich gemakkelijk te allen overtuigen kan, dat zich geen residu in de bilges of op den dubbelen bodem verzameld heeft. Wanneer er stoom op een der ketels is, moet elken dag de stookplaats onder de vloerpleten schoongespoten worden en het water met de eventueel daarop aanwezige residu door de lenspomp verwijderd worden, waarvan de hoofdmachinist aanteekening houdt in het machine journaal. De peilglazen aan de bunkers mogen niet langer geopend blijven, dan voor het aflezen van den stand der residu noodig is. De dekdoppen van de kranen en afsluiters, die van af het dek gesloten kunnen worden, moeten steeds goed gangbaar zijn; de sleutels voor het openen der doppen en voor het dichtzetten van bovenbedoelde afsluiters en kranen, moeten in de onmiddelijke nabijheid op een gemakkelijke te bereiken en goed zichtbare plaats worden opgehangen. De openingen der luchtpijpen op de residu bergplaatsen moeten voorzien zijn van fijn kopergaas. Een trechter op een der residu bunkers mag slechts aangebracht worden als het voor het storten van afgetapte of uitgelekte residu noodzakelijk is. Onmiddelijk na het storten van de residu in den bunker wordt de trechter weder verwijderd. Al wat vonken kan doen ontstaan moet op een afstand van minstens 10 meter van de openingen der residu bunkers verwijderd gehouden worden. Kleine lekbakken, die gemakkelijk omgegooid kunnen worden, mogen niet onder de vuren gebruikt worden.


Aanwijzingen voor het stoken met Ombilinkolen.


Ombilinkool is een lichte koolsoort, die zeer snel wegbrandt met een lange vlam. Dadelijk na het opgooien ontwikkelt ze een grote hoeveelheid gas, die, indien geen extra lucht door de brug of in de vlamkast wordt toegevoegd, eerst aan den top van den schoorsteen ontbrandt dan wel, indien de schoorsteenoploop niet voldoende luchtdicht is, in de trekking, en dit met den kans, dat de schoorsteenoploop en schoorsteen door de verhitting worden beschadigd. Bij het gebruik van Ombilinkolen kan het roosteroppervlak van 25 tot 50% verkleind worden door het achtergedeelte van het rooster met vuurvaste steenen te bedekken. Verder moet er voor extra luchttoevoer worden gezorgd, welke door de brug dan wel in de vlamkast kan worden ingevoerd. Deze luchttoevoer moet met een klep aan den onderkant van de brug geregeld worden naar de rookvorming aan den schoorsteen, en wel door deze zoo ver te openen, dan een licht doorschijnende rook wordt gevormd. te weinig of geen rook gaar gepaard met een hoog verbruik aan brandstof of moeilijk stoomhouden, terwijl te veel rook gevaarlijk is met het oog op den kans dat er brand in den schoorsteen ontstaat. De vuren moeten dun gestookt worden, terwijl kleine hoeveelheden brandstof dikwijls moeten worden opgegooid. In de vuren moet niet met pook of riek gewerkt worden, daar Ombilinkool niet bakt en weinig slakken vormt. Er moet in het bizonder voor gezorgd worden, dat de trekking en rookkastdeuren goed sluitend zijn, daar het niet dicht hiervan de goede trekking in de vuren belemmert en den kans op brand in den schoorsteen vergroot. Voor dat met het schoonmaken van een vuur begonnen wordt, moet de extra luchttoevoer worden afgesloten.


Toezicht stoken.


Het is de plicht van iedere Machinist zich goed vertrouwd te maken met het stookbedrijf, teneinde de eigenschappen van de diverse soorten brandstof grondig te kennen en te weten op welke wijze deze het voordeeligst verstookt moeten worden. Elke machinist moet in staat zij de stokers aanwijzing te geven betreffende de te houden dikte der vuren op de roosters en het schoonmaken ervan. In het algemeen mag de rookbelasting bij natuurlijke trek niet hooger zijn dan 100 K.G. per vierkante meter roosteroppervlak per uur, terwijl dit bij geforceerde trek 130 K.G., bij waterpijpketels zelf 175 K.G. per vierkante meter roosteroppervlak per uur mag zijn.


Aanvraag van verbruiksartikelen.



De Hoofdmachinist behoort er voor te zorgen, dat de ondergeschikten zoo zuinig mogelijk omgaan met de verschillende soorten dure pakkingsstoffen; flenzen van flexite of indiarubber moeten op oordeelkundige wijze uitgesneden worden, zonder dat materiaal noodeloos verspild wordt. Te kort afgesneden asbest of tuckspakking voor het verpakken van stangen is nog zeer goed bruikbaar door het tusschen de einden voegen van een los stukje. Bij het aanvragen van indiarubber of fibre-kleppen moet steeds de maat der kleppen worden opgegeven, opdat deze zoo voordeelig mogelijk uit de vellen kunnen worden gesneden.

Petroleum en benzine.


Om brandgevaar te verminderen moet petroleum voor de motorboot bij geringe hoeveelheden worden aangevraagd of aangekocht. Benzine mag in hoeveelheden van hoogstens 18 L. aan boord zijn en moet bewaard worden in een daarvoor speciaal gemaakten benzine-ketel, die zoodanig op het sloependek moet worden opgeborgen, dat de ketel in geval van brand spoedig over boord kan worden gezet. Een benzine-ketel wordt op aanvrage uit het magazijn verstrekt. Op motorschepen, waar solarolie in den motor en residu in den ketel verstookt wordt mag het niet mogelijk zijn, dat solarolie door de branders gepompt kan worden en mag in geval de electrische-verlichting niet bijstaat slechts met in goede orde zijnde veiligheidslampen in de machinekamer gewerkt worden. De hoofdmachinist overtuigt zich door geregelde controle, dat deze lampen in goede conditie zijn zonder gebreke aan de afsluiting.


Inventaris.


De waarloze deelen mogen niet onder vloerplaten of op ontoegangkelijke plaatsen opgeborgen worden, doch moeten blank geschuurd en voor dadelijk gebruik gereed, doelmatig i de machinekamer opgehangen worden. Ook is het niet gewenscht in den tunnel verbruiksartikelen of waarloze deelen op te bergen, daar deze deelen niet te bereiken zullen zijn indien door een defect aan het achterschip de tunnel moet worden afgesloten.


Dokken.


Bij het dokken van een schip worden alle buitenboordskranen en afsluiters zorgvuldig nagezien en de dikte der wanden van gegoten afsluiters zoo noodig door het boren van een proefgaatje bepaald, daar het reeds eenige malen is voorgekomen, dat het gegoten ijzer van deze ijzer van deze afsluiters verteerd bleek te zijn. Verder wordt bij het in dok komen de ruimte van het pokhout in den schroefkoker opgemeten en kan tot vernieuwing worden overgegaan wanneer de ruimte 3/16 Eng. duimof meer bedraagt. Moet het pokhout worden vernieuwd, dan wordt tevens de schroefas na het invoeren nauwkeurig geïnspecteerd. Het gat in de naaf en het conische gedeelte der schroefas worden voor het aanbrengen van de schroef met droge potlood ingesmeerd. Ingeteerde schroefbladen kunnen met cement bestreken worden. Bij schepen waarvan de tunnelassen los zijn geweest, of bij nieuwe schepen moeten na het 1e stoomtraject de bouten der askoppelingen en alle fundatiebouten nog eens nageslagen en zoolang geobserveerd worden, totdat de zekerheid verkregen is, dat alles in goede werking is.

Machine tornen na reparatie.


Na gedane reparatiën aan de machine moet deze steeds een volle slag met het torntoestel worden gedraaid, alvorens ze met stoom of lucht te beproeven; in het bijzonder moet de aandacht gevestigd worden op den vrijslag der zuigers van cilinderbodems en deksels.

Berekening slip.


Na elk vol etmaal stoomens moet de slip der schroef berekend worden en in het machinejournaal vermeld; het aantal omwentelingen der machines wordt genomen naar de aanwijzing van den slagenteller, de hoeveelheid afgelegde geographische mijlen naar het gegist bestek,op te geven door den 1en officieren.


Diagrammen nemen.


In de gewone vaart zijnde, moeten van de groote machines éémaal 's maands en indien het schip diep beladen is en het maximum aantal I.P.K. wordt ontwikkeld, extra diagrammen aan den Chef van den Technische Dienst worden opgezonden. Deze diagrammen dienen te zijn voorzien van alle gegevens, terwijl daarop duidelijk moet worden aangegeven wat top en bodem is, benevens de gemiddelde drukken van elk afzonderlijk.

 


Reparatie van stoomzuigers.


Wanneer een der stoomzuigers breekt, moet bij gebrek aan een waarlooze, zooveel mogelijk getracht worden den gebroken zuiger te repareren bijv. door het krimpen van een band om den zuiger en het plaatsen van versterkingsplaten op beide zijden. Wanneer de drukring tevens gebroken is, moet deze zóóveel op den zuiger gedraaid worden, dat de ring medewerkt tot versterking van den gerepareerden zuiger. Na zulk eene reparatie moet er bijzonder op gelet worden, dat de zuiger voldoende vrijstaat van cilinderbodem en deksel, waarschijnlijk zal daarin door het plaatsen van een vulplaat op het boven-kruiskopmetaal en het gebruiken van eene pakking onder de flens van het cilinderdeksel moeten worden voorzien.


Gebroken cilinderdeksel.


Wanneer een cilinderdeksel breekt, moet zooveel mogelijk getracht worden het te repareren, bijv. door het opzetten van versterkingsplaten op beide zijden of, indien dit niet mogelijk is, kan men van een zwaar stuk plaat een deksel maken, welke men versterkt door het opzetten van een waarloozen zuiger of hoekijzers. Deze zuiger of hoekijzers moeten natuurlijk goed aan de plaat bevestigd worden. Is het te voorzien, dat deze reparatie te veel tijd zal vorderen, dan kan men met één cilinder minder werken. Men neemt hiervoor de stoomschuif uit en maakt de toevoerstoompoorten dicht. Hiervoor kan een verpakte plaat op den spiegel worden vastgezet met tapbouten in de vrijgekomen gaten van eenige los te nemen spiegelbouten.


Stoomen met één cilinder bij gewone compound machine.


Mocht het onmogelijk zijn een gebroken zuiger, stoomschuif, stoomschuifbeweging of drijfstang te repareeren, dan kan bij eene gewone compoundmachine tijdelijk, of voor den verderen duur der reis, met één cilinder gewerkt worden. Daarvoor worden bij een gebroken hoogendrukzuiger, zoowel deze als de hoogendruk-stoomschuif uitgenomen. De stoom van de ketels, die in dit geval niet hooger dan tot 25 Eng. lbs spanning per vierk. Eng duim mag worden opgevoerd, gaat dan direct door de afgewekte stoompoort en receiver naar de lagendruk-stoomschuifkast en doet, door tusschenkomst van de lagendruk-stoomschuif, zijne werking op den lagendrukzuiger. Bij het aanzetten der machine moet de kruk even voorbij het bovendoodepunt staan. Is de lagendrukzuiger gebroken, dan worden deze en de lagendruk-stoomschuif uitgenomen; de afgewerkte stoom van den hoogendruk-cilinder heeft dan een directen afvoer naar den condensor. In dit geval kan men de stoom nagenoeg op de normale spanning worden gehouden en kan, zoodra de machine goed doorslaat, met expansie worden gewerkt.

 


Stoomen met 2 cilinders bij triple expansiemachine.


Wanner een der stoomzuigers, stoomschuiven, stoomschuifbewegingen of drijfstangen van een triple expansiemachine breekt, kan eveneens met de beide andere cilinders worden doorgestoomd. Bij het breken van een hoogendrukzuiger moet deze zuiger en de hoogendrukstoomschuif worden uitgenomen en met niet meer dan 70 à 80 Eng. lbs spanning per vierk. Eng. duim op de stoomketels gewerkt worden. Is de middelbare drukzuiger gebroken, dan wordt deze en de middelbare drukstoomschuif uitgenomen en met nagenoeg de volle stoomspanning gewerkt. De afgewerkte stoom van den hoogendrukcilinder gaat dan achtereenvolgens door de middelbare en lagedruk receivers naar de lagedruk stoomschuifkast. Door het optrekken der scharen moet men trachten zoo weinig mogelijk verschil tusschen de paardekrachten der beide cilinders te verkrijgen en zich daarvan door het nemen van diagrammen overtuigen. Wanneer een lagendrukzuiger breekt, moet deze met de daarbij behoorende stoomschuif worden uitgenomen en kan verder met nagenoeg de volle stoomspanning en expansie worden doorgestoomd; de afgewerkte stoom van den middelbarendrukcilinder ontlast zich dan direct in den condensor.


Gebroken condensor.


Wanneer een condensor dermate defect raakt, dat deze niet kan worden gerepareerd, dan moet de afgewerkte stoompijp der machine worden losgenomen en na een halven slag gedraaid te zijn, weder aan den cilinder worden bevestigd; de afgewerkte stoom van den lagendrukcilinder kan zich zien dan naar dek ontlasten. Deze verandering moet alleen in het uiterste geval worden toegepast, aangezien voeden met buitenboordwater dan waarschijnlijk noodig wordt, hetgeen de ketels spoedig defect maakt.

Gebroken balansen.


Wanneer de balansen breken en daardoor lucht, circulatie en voedingspompen buiten dienst geraken, moet met één donkey het circulatie-water door den condensor worden gepompt en de stoomketels uit den warmwaterbak worden gevoed met het voedingdonkey. De condensor zal dan gedeeltelijk met gecondenseerden stoom worden gevuld en er zal geen luchtledig ontstaan, doch men heeft het voordeel, dat de ketels met zoet water worden bijgevoegd. Bij het aanwezig zijn van Weirspompen en centrifugaal kan het water dadelijk uit den condensor naar de ketels gepompt worden. De temperatuur van het voedingswater, zonder verwarming, op ca. 140 graden F. te houden, waarvoor de toevoer van het circulatie-water geregeld moet worden.

Defecte luchtpomp.


Indien de luchtpomp zoodanig breekt, dat ze op zee niet gerepareerd kan worden, dan maakt men de luchtpompstang van het juk los en werkt dan zonder luchtledig. De gecondenseerde stoom zal, zoodra de condensor gedeeltelijk gevuld is, naar den warmwaterbak vloeien en kan dan met de gewone voedingspompen naar de ketels gevoerd worden. Aan den bovenkant van condensor moet een kraan of kijkgat open gemaakt worden om de lucht te laten ontsnappen. Bij het aanwezig zijn van Weirspompen kan het voedingswater op de gewone wijze met de machine voedingspompen door den Weirsheater en van daar met de Weirspomp naar de ketels geperst worden. Ook kan, om den condensor ledig en daardoor het verkoelend oppervlak grooter te houden, de Weirspomp dadelijk hierop zuigen en het water dan zonder verwarming naar de ketels gepompt worden, tenzij ook met één Weirspomp op den heater geperst en met de andere Weirspomp het verwarmde hieruit gehaald kan worden.


Gebroken excentriekbeweging.

Het breken van de vooruitwerkende excentriekschijf, ring of stang kan tijdelijk verholpen worden door de achteruitwerkende excentriek, ring of stang daarvoor in de plaats te stellen en het achtereind der schaar met takels op te vangen. Het is wenschelijk de takels door middel van harpsluitingen aan de achterste bout van de schaar te verbinden, daar stalen slingen spoedig afslijten.


Defecte tunnelas.



Een gescheurde tunnelas kan tijdelijk versterkt worden door om het gescheurde gedeelte een reserve hoofdasmetaal of krukpenmetaal vast aan te schroeven en dit mede te laten draaien. Bij gemis van deze metalen kan men een stalen tros zoo stijf mogelijk om de as winden. Het meest hiervoor geschikt is een dunne stalen tros, daar deze gemakkelijk stijf gehaald kan worden. Een gebroken tunnelas kan men op dezelfde wijze trachten te verbinden. Bij een dwarse breuk zal het noodzakelijk zijn eerst twee of meer spijen in de lengterichting der as over het gebroken gedeelte in te laten. Natuurlijk moet men zulk een gerepareerde as zeer voorzichtig en langzaam gestoomd worden.


Gebroken koppelbouten.

Wanneer alle koppelbouten voor één as-verbinding breken, moeten de bouten der andere koppelingen gelijkelijk over alle verbindingen verdeeld worden en met minder kracht worden gestoomd.


Instrumenten.


De indicateurs, contrôle toestellen, klokken enz. van den machinedienst moeten bij defect raken door den Hoofdmachinist in reparatie gegeven worden aan den Technischen Dienst te Tandjong Priok.
In geen geval mogen deze dure instrumenten ruw behandeld worden en is de Hoofdmachinist voor een goede behandeling en onderhoud ervan verantwoordelijk.