KETELBINKIE

 

Toen wij van Rotterdam vertrokken,

met de "Edam" een ouwe schuit,

met kakkerlakken in de midscheeps

en rattennesten in ’t vooruit….

 

Toen hadden we een kleine jongen

als ‘ketelbink’ bij ons aan boord

die voor den eersten keer naar zee ging

en nooit van haaien had gehoord……….

 

Die van zijn moeder aan de kade

wat schuchter afscheid nam

omdat-ie haar niet durfde zoenen,

die straatjongen uit Rotterdam……..

 

Hij werd gescholden door de stokers

omdat-ie van de eersten dag,

toen wij maar net de pier uitwaren

al zeeziek in het ‘foc-sle’ lag…..

 

En met jenever en citroenen

werd hij weer op de been gebracht,

want zieke zeelui zijn nadelig

en brengen schade aan de vracht…..

 

Als-ie dan sjouwend met zijn ketels

van de kombuis naar voren kwam,

dan was het net een brokkie wanhoop,

die straatjongen uit Rotterdam…..

 

Wanneer hij ’s avonds in zijn kooi lag

en na zijn sjouwen eind’lijk sliep

dan schold de man die ‘wacht-te-kooi’ had

omdat-ie om zijn moeder riep….

 

Toen is-ie op een mooien morgen

’t was in den Stille Oceaan,

terwijl ze brulden om hun koffie,

niet van zijn kooi goed opgestaan…

 

En toen de stuurman met kinine

en wonderolie bij hem kwam,

vroeg hij een voorschot op zijn gage

voor ’t ouwe mens in Rotterdam………

 

In zeildoek en met rooster baren

werd hij dien dag op ’t luik gezet,

de kapitein lichtte zijn petje

en sprak met groc-stem een gebed…..

 

En met "Een-twee-drie-in-Godsnaam!"

ging ’t ketelbinkie overboord,

die ’t ouwetje niet durfde zoenen

omdat dat niet bij zeelui hoort……

 

De man een extra mokkie ‘schoot-an’

en ’t ouwe mensch een telegram

dat was het einde van een ‘zeeman’

die straatjongen uit Rotterdam……….