Hoofdstuk 3
De Smit Salvor
Foto www.tugspotters.com
Deze keer ging de reis naar Kingston, Jamaica.
Daar lag de Smit Salvor op Station.
Op deze sleper had ik het begin van mijn stage doorlopen, zij lag toen in
Maassluis te verbouwen. Het was de voormalige Clyde, en zij had een heleboel
nieuwe dingen aan boord gekregen, zoals een hydraulische kraan, een wisselstroom
generator set aan dek, en ga zo maar door.
Het was een gespecialiseerd bergingsvaartuig geworden. Maar de machinekamer was
grotendeels hetzelfde gebleven.
En ook de accommodatie had hoegenaamd geen veranderingen ondergaan. We vlogen
via Londen, en dan direct naar Kingston.
De sleepboot lag niet in Kingston zelf, maar aan de overkant van de baai ten
anker voor Port Royal, een vroeger piratennest, hoe toepasselijk!
We lagen ongeveer honderd meter uit de kust bij een hotel, waar we met het
bootje naartoe voeren als we gingen stappen.
Dan gingen we eerst een pintje drinken bij het zwembad van het hotel, waar we
dan met kleren en al indoken, zodat we de rest van de avond nat waren, en
zodoende minder last van de warmte hadden.
Een paar voorvallen in Port Royal wil ik hier nog melding van maken.
Zo zaten we weer eens als gewoonlijk aan de bar bij het hotel, toen er een vrouw
aan kwam lopen, die duidelijk al te lang in de tropen was geweest.
Ze had en tanig gezicht, en dat maakte er haar niet mooier op. De bootsman
maakte er een opmerking over in de trant van “die zou ook wel een facelift
kunnen gebruiken”maar kreeg tot onze verbazing in onvervalst Amsterdams lik op
stuk, “ Hebbie welles naar je eige gekeke?”
Hij werd (zomogelijk) nog roder dan hij al was, en stamelde een
verontschuldiging.
De vrouw kwam bij ons zitten, en vertelde dat ze met haar man op een
ongeorganiseerde wereldreis was.
We raakten aan de praat, en een tijdje later kwam haar man erbij. We zijn met
z’n allen het dorp ingegaan, en hebben er een gezellige avond van gemaakt tot
in de kleine uurtjes.
Ze zijn de zaterdag erop ook nog aan boord geweest voor een gezellige Barbecue,
waar ze heel gezellig verhaalden over hun reizen.
Een ander voorval betrof weer de bootsman. Ook hier begon het aan de bar van het
hotel, en ook hier betrof het ( hoe kan het anders) een vrouw.
Ditmaal was het een uit de kluiten gewassen zwarte vrouw uit New York.
Zij bleek onweerstaanbaar aangetrokken te worden door de rode “tonsuur” van
de bootsman die hier echter in het geheel niet van gecharmeerd was!
Hij had haar al een paar keer afgewimpeld, en we gingen maar naar het dorp om er
vanaf te zijn.
Zij liet zich echter net snel ontmoedigen, en kwam ons achterna. Eenmaal in het
dorp gingen we een paar barretjes af, waar we wat dronken, alvorens naar onze
stamkroeg te gaan, waar de bootsman zijn scharreltje werkte.
Al die tijd werden we achtervolgd door “het zwarte spook”, en ook in onze
stamkroeg viel ze ons weer lastig.
De bootsman schoot uit zijn slof, en gaf haar op niet mis te verstane wijze te
kennen niet van haar avances gediend te zijn. Je kunt wel zeggen dat hij
onbeschoft tegen haar was!
Maar zij was dan ook erg lastig, en vroeg erom. Zij was echter danig in haar
wiek geschoten, en riep keihard door de kroeg ” You hate Black people!”
Aangezien de kroeg behoorlijk vol zat, en wij de enige blanken waren, werd het
plotseling doodstil. Een paar honderd ogen keken onze kant op. Ik moest eens
slikken, hoe ging dit aflopen?
Nou bleek tot overmaat van ramp dat er ook nog enige tientallen gasten uit
Kingston in de kroeg zaten. Die waren niet erg geliefd in Port Royal, en waren
duidelijk uit op een nummertje kroeg verbouwen.
Zij stonden als eerste op en kwamen onze kant uit. Het zweet brak ons uit!
Maar voordat zij bij ons konden komen, stond ook de rest van de klandizie op, en
draaide zich naar onze belagers toe, een schild voor ons vormend.
De vriendin van de bootsman haastte zich naar ons toe, en trok ons achter de
bar, waar we moesten bukken.
Enkele ogenblikken later brak de vechtpartij los, stoelen, tafels,
barkrukken,flessen, etc vlogen in het rond, maar wij zaten veilig!
Het duurde niet lang of de politie arriveerde, die de gemoederen suste met enige
pistoolschoten in de lucht.
De bezoekers uit Kingston, en onze Amerikaanse “vriendin” werden
gearresteerd, en konden de rest van de nacht in het politiebureau doorbrengen.
Wij kwamen weer vanachter de bar, en hielpen de rommel op ruimen, waarna we met
de “locals” er nog een gezellige avond van maakten.
Het werk aan boord ging allemaal op het gemakje, in de machinekamer werd er wat
gesopt, en geschilderd, de tweede machinist inventariseerde de reservedelen, en
ik ging verder met mijn takenboek.
Dat takenboek is de plaag van elke leerling, hij moet allerlei opdrachten
uitvoeren die betrekking hebben op het reilen en zeilen in de machinekamer.
Zo moet hij alle leidingschema’s nalopen en in kaart brengen. Ook moet hij
allerlei werkzaamheden verrichten en hiervan een verslag maken. Sommige van die
taken zijn leuk om te doen, andere zijn echte rotwerkjes.
Zo moest ik het hele lensschema na gaan lopen en zelf hiervan een schema
tekenen.
Hiertoe werd er van mij verwacht dat ik in ouwe plunje de “bilge” in ging,
en zo alle leidingen volgde, tot ik precies wist waar ze liepen en waar ze heen
gingen.
Je snapt dat ik na dit werkje eruitzag als neger, helemaal onder de olie en
smeer.
Ook had ik diverse gereedschappen “gered”, maar die waren grotendeels
vergaan, opgelost in het agressieve water in de bilge.
Na dit karweitje was het noodzakelijk dat ik grondig gereinigd werd. Dit klusje
werd op het achterdek uitgevoerd. Een grote pot “Swarfega” en een borstel
waren de hoofdingrediënten.
Mijn haar, gezicht, armen en benen werden grondig ingesmeerd en geschobd, zodat
ik dagen later nog op diverse plaatsen rood zag, maar de zwartigheid was weg!
Na een paar dagen op station gelegen te hebben gingen we ankerop en richting
Curaçao.
Hier zou de Chef technische dienst aan boord komen, om te bezien wat er bij de
volgende dokbeurt gedaan moest worden.
's Zondags kwamen we in Willemstad aan, en de dag erop weer weg, stomen op een
job!
Een schip van 8000 ton aan de grond gelopen op een rivier aan de noordkust in
Zuid Amerika.
Deze was snel vlot getrokken, en dezelfde dag liep er een paar mijl verder een
ander schip aan de grond.
Dat ging lekker! Maar toen we bij de opgegeven positie aankwamen bleek de vogel
gevlogen! Zeker op eigen kracht los gekomen!
Dus maar weer terug naar Willemstad. Koud in Willemstad aangekomen, viel alweer
het volgende job!
Dit keer had een cruiseschip van de Cunard Line machineschade in haar programma
opgenomen. Toen we vlakbij de Cruiser waren werden we weeral afbesteld, helaas.
Maar niet getreurd! De sparks had er alweer twee uit zijn toverkastje getoverd!
Eentje bij Aruba, lekker dichtbij, dus wij eropaf. Ook deze werd weer niks, dus
dan maar die andere! Die lag in de Orinoco delta, bij Boca Grande. Eerst naar
Trinidad om een bakje op te pikken en dan door naar de Boca Grande.
Nadat we daar ten anker waren gegaan, konden we het “zware
bergingsmateriaal” tevoorschijn halen. Een tros van 10 duim, een paar blokken
hiervoor, een stel lange staaldraden, en een anker van een ton of anderhalf.
Zo konden we een extra trekkracht ontwikkelen om het schip los te trekken.
De dag erop dat hele spul opgetuigd, wat een bereklus was, waarna we wachtten op
de andere ochtend en hoog water om te gaan trekken.
Aangezien het schip in vrij zachte modder vastzat, was het waarschijnlijk dat ze
er wel af zou komen. Maar dat ze ruim een meter uit haar vlot zat baarde de
kapitein zorgen.
De volgende dag tegen de middag, een uur voor hoog water werden de kabels strak
gezet, en begonnen we te “tornen”.
De eerste drie kwartier was er geen verandering te zien,maar toen meldde de
bootsman die op het gestrande schip zat, dat hij eindelijk beweging in zijn tros
kreeg. En ja hoor even later begon ze naar ons toe te draaien.
Het was toen zaak om snel de sleepboot naar de andere kant te brengen. Dit om te
voorkomen dat ze te veel snelheid zou krijgen en aan de andere kant van het
vaarwater weer omhoog zou schieten.
De motoren werden geminderd, en de sleepdraad opgekort, en we lieten de
sleepboot overvallen naar de andere boeg van het schip.
Een kwartiertje later konden we ten anker gaan, om het bergingsanker op te
halen, maar dat liet zich niet vinden!
Het was waarschijnlijk te ver de modder ingetrokken, en aangezien we bij het
vlottrekken deze verbinding moesten laten schieten, was het niet meer mogelijk
het spul terug te vinden. Wij vonden dat niet erg, want we konden ons het
levendig voorstellen hoe dat eruit moest zien, onder de modder en andere troep!
En de maatschappij kon dit gewoon claimen bij de verzekering van het jop, zodat
die er ook beter van werd!
We moesten nog een keertje de rivier op om bij de autoriteiten de nodige
papieren in orde te maken.
Toen we op de Orinoco rivier, midden in de Jungle ten anker waren gegaan, werden
we “geënterd” door lokale indianen, in onvervalste uitgeholde boomstammen!
Die kwamen proberen handel te drijven met fruit, en lokale kunst, en wat dies
meer zij.
Zij wilden daarvoor in ruil westerse kledingstukken hebben, en die hadden we
genoeg tussen de vodden zitten.
Dus er kon gehandeld worden! De volgende ochtend gingen we ankerop, en voeren de
rivier weer af.
Onze klant had inmiddels zijn stuurmachine alweer gerepareerd, die de oorzaak
van de stranding was, en had haar reis voortgezet.
Wij gingen weer terug naar Curaçao. Onderweg kwamen we weer een jop tegen, dit
keer een fruitjagertje met machineschade!
Het was prachtig weer, en het vastmaken was een klusje van niks. We werden
verzocht haar naar Jacksonville, te verslepen, omdat daar haar lading naartoe
moest, en de bananen niet zo lang konden wachten. Dus in plaats van Willemstad
werd het Jacksonville!
De eerste keer naar de Verenigde Staten! Jacksonville is een grote havenstad in
Florida, en de staat deed zijn bijnaam eer aan. The Sunshine State. Prachtig
weer, heerlijke temperatuur, en een lekker windje.
Het was op zaterdag dat we er aankwamen, dus toen het sleepgerei terug aan
boordwas, waren we vrij.
Ik ging op mijn eentje de wal op, maar had geen idee hoe groot het haventerrein
was!
Na een half uurtje lopen kwam ik aan een boot die auto’s aan het lossen was,
en kreeg een lift van een van de dokwerkers naar de poort.
Dat was toch nog gauw zo’n anderhalve kilometer! Ik besloot om op de
gastvrijheid van de Amerikanen te vertrouwen, en de stad in te liften.
Dat ging prima, na vijf minuten was ik onderweg. Niet naar de stad maar naar het
strand, leek me ook wel aardig.
Daar bleef ik tot de zon onder ging, een uur of halfzeven, ondertussen met
allerlei jonge gasten pratend.
Al gauw kreeg ik een lift aangeboden de stad in, van een jong stelletje. Zij
brachten me naar een van de vele uitgaanscentra, waar het inmiddels al druk
begon te worden.
Ik had jammer genoeg (of misschien wel gelukkig) geen identiteitsbewijs bij me
dus kon ik geen bar binnen. Maar op straat was het ook een drukte van belang, en
het was erg makkelijk om contact te maken.
Al gauw zat ik daar gezellig te kletsen op de stoep, en ze waren niet te beroerd
om voor mij af en toe een pilsje mee te nemen. Dus dorst had ik niet. Tegen een
uur of een vond ik het tijd worden om naar boord te gaan.
Ik had echter geen idee hoe ik daar moest komen!
Een eindje verderop zag ik een politieauto en een paar agenten, ik eropaf en
vragen hoe ik naar de havens moest.
Na wat heen en weer gepraat boden ze me aan om me maar te brengen. Ze vonden het
machtig interessant dat ik op een Hollandse sleepboot werkte, en nog wel in de
berging!
Ze vroegen honderd uit, en ik bood ze aan om ze de boot te laten zien, waar ze
graag op in gingen.
Ze meldden aan het bureau dat ze wat moesten controleren, en zodoende hoefde ik
ook niet meer dat hele eind te lopen van de hoofdpoort naar het schip.
Na een korte rondleiding en een cola bedankten we elkaar, en gingen zij terug
aan het werk, en ik mijn mandje in.
Het was alles bij elkaar een heel leuke avond, en wie kon zeggen dat hij door de
politie aan boord gebracht was, zonder dat het hem geld voor een boete gekost
had?
De dag erop gingen we dan eindelijk op weg naar Willemstad om te gaan dokken.
Dit keer kwam er niks meer tussen, zodat we een paar dagen later eindelijk het
dok ingingen.
Na een knip en scheer beurt, en de nodige reparaties die een weekje in beslag
namen, ging het dok weer naar beneden, en waren we weer stationsboot.
In die tijd kon ik het eiland verkennen. Dat was zeer de moeite waard, heel
gezellige kroegjes, en natuurlijk veel winkeltjes en het strand.
De dokking verliep voorspoedig, en al snel waren we weer onderweg naar Jamaica.
Koud waren we hiernaar onderweg, of er rolde een telex binnen dat we door
moesten naar het Panama kanaal. Verdere orders zouden volgen.
We hadden al gehoord dat er een mammoettanker ergens bij Kaap Hoorn aan de grond
was gelopen, en er werd druk gespeculeerd.
Toen we bij het Panama kanaal aankwamen kregen we de orders “Doorvaren naar
Valparaiso, en daar Loods aan boord nemen voor Straat Maghellaan. Dus toch!!
Het Panama kanaal was een onvergetelijke ervaring, we gingen er ’s avonds in,
en het grootste deel was verlicht.
Er kwam die nacht niet veel van slapen! De sluizen met hun treintjes, de
verlichtte oevers, de nauwe doorgangen, de meren, alles even mooi.
De andere middag waren we in Balboa, en hier werden bunkers ingenomen.
Toen kon de reis naar het diepe zuiden beginnen.