Hoofdstuk 2
Rondzwalken
Net goed en wel Straat Malakka uit, de Golf van Bengalen in, begon de wind aan
te wakkeren.
Was het de hele tijd zo windkracht 4 a 5 geweest nu begon de wind aan te
wakkeren
Eerst 7 toen later op de avond 8 en 9. Het scheepje ging flink tekeer, met als
extra probleem, dat ik samen met de andere Leerling Floris het allervoorste
hutje deelde.
Dit was een veredelde kleerkast, met een lengte van 2,5 meter en een breedte aan
de achterkant van 2 meter, naar voren smaller toelopend naar net 1,5 meter.
In dat hutje was plaats gevonden voor twee bedden boven elkaar, een tafeltje,
een bankje, twee kleerkasten, een stoel en een wastafel.
Je begrijpt, dat het gezamenlijk bivakkeren, geen onverdeeld genoegen was. Maar
er was simpelweg geen andere plaats. Dat het hutje zich helemaal voorin bevond
gaf als extra complicatie, dat als het scheepje stampte, je er op en neer ging
als een gek. Dat zou ik dus met deze eerste storm ook goed merken!
Zolang we nog economische vaart liepen was er nog weinig in de weg, maar als we
op een jop zouden moeten stomen, werd dat andere koek!
Het bleef echter rustig en een week later liepen we Colombo binnen. Mijn collega
leerling Floris had inmiddels toestemming van de kapitein gehad om te verhuizen
naar de hut van de olieman, benedendeks, zodat ik wat meer ruimte had.
Hier was echter direct gebruik van gemaakt door de stuurman die de bovenkooi vol
met bier had laten stouwen, omdat ik als extra taak de verzorging van het
koelkastje in de officiers salon op mij had gekregen.
In Colombo werden verse stores geladen, en de bunkers geheel gevuld.
Het was in de westerse wereld inmiddels op een olie crisis uitgedraaid, dus was
het zaak zoveel mogelijk brandstof aan boord te hebben, voordat er niet meer aan
te komen was, niemand wist wat er opdat gebied te gebeuren stond. Dit bleek ook
uit de brieven die ik van het thuisfront kreeg, het ging allemaal over de
oliecrisis, de autoloze zondag, en ga zomaar door.
In totaal hebben we geloof ik een dag in Colombo gelegen. En aangezien ik in
Singapore al voor twee maanden geld had opgenomen, en het er voor de rest van de
bemanning al niet veel rooskleuriger voorstond, hebben we ons daar, wat stappen
betreft, maar rustig gehouden.
Temeer omdat het daar een wat minder bruisend uitgaansleven is da in Singapore.
Wel kwamen er hier ook handelaren aan boord, en van een van hen, een
juwelenhandelaar, heb ik nog een mooie rook topaas gekocht voor een fractie van
de prijs die deze in Holland zou kosten, daarmee mijn laatste Singapore dollars
opmakend.
Na een dag hadden we ons eerste jop. Een klein kustertje dat aan de grond was
gelopen voor de kust bij Bangalore.
Toen we er waren, ging de sloep overboord, om met de stuur, de tweede WTK Fred,
de LL stuurman, Gerrit ofwel de Ombudsman en ik zei de gek, een inspectie uit te
voeren om te zien hoe de vlag ervoor stond. De stuurman, Rooie Koos ofwel JJ Red
Arrow zou onderwater gaan kijken hoe hij zat, en later zouden wij eromheen varen
en rondom peilen.
Rooie Koos zat al gereed op de railing van de sloep toen we er bij aan kwamen,
en sprong vol goeie moed overboord
Binnen enkele seconden kwam hij blauw aangelopen weer boven water, heftig
vloekend achter het glas van zijn duikbril. Fred trok hem aan zijn flessen de
sloep weer in, en gaf hem eerst een pot bier voor de schrik.
Wat bleek, hij was vergeten zijn luchtfles open te draaien, dus hij stak
zachtjes de moord!
Na van de schrik te zijn bekomen, en de flessen open gedraaid te hebben, en
natuurlijk zijn biertje leeg gedronken te hebben, werd een nieuwe poging
ondernomen.
Ditmaal met meer succes.
Hij zat rondom ”geboeid” dwz dat hij met de hele bodem vast zat. OP een
koraalrif, dus dat beloofde niet veel goeds.
Na overleg met het kantoor, werd besloten om hier geen brandstof aan te
verspillen.
Temeer omdat hij rondom ruim anderhalve voet, of een halve meter, uit zijn vlot
lag.
M.a.w. het zou onbegonnen werk zij om deze boot vlot te trekken.
Er kon niets uitgelost worden, want hij was al leeg Hij had geen ballast in,
kortom, een total loss!
We kregen dan ook van het kantoor opdracht om richting de Golf van Oman te
dobberen.
Onderweg zouden we stationsboot zijn.
Weer werd het economische vaart wat wij als machinisten helemaal niet erg
vonden, want dan bleven de temperaturen in de machinekamer tenminste een beetje
dragelijk
Om op de leerling stuurman terug te komen, hij had zijn bijnaam verdiend, omdat
hij altijd alles beter wist.
Als hij ergens commentaar op gaf, was dat altijd in een zekere bewoording, flink
doorspekt meteen fries accent.
Vaak sloeg het nergens op, maar als dan gevraagd werd, “Of Gerrit alles
wist” zei hij steevast “ Bijna Alles”. Vandaar zijn bijnaam de Ombudsman.
Van Muscat hebben we niet veel gezien, alleen een wazige kustlijn aan de einder.
We werden al snel naar een Jop gedirigeerd, maar dat werd niks.
Weer terug naar Muscat, en voor we daar arriveerden, kregen we bericht terug
naar Colombo te varen. Weer economisch, dus zat er niet veel haast achter.
Onderweg zouden we de Thames ontmoeten om stores over te nemen.
Koud een dag onderweg, kregen we weer orders: Terug naar Muscat, en wachten op
nader orders.
Na drie uur op de rede van Muscat gedreven te hebben kwamen de nieuwe orders,
naar Dubai een gekapseisd boorschip ophalen. Over wisselvalligheid gesproken!
Eenmaal in Dubai aangekomen bleek dat er aan dat boorschip ook niks meer te
redden viel, deze verdween al gauw naar de kelder, zodat ook dit weer een
tevergeefse reis was.
Gelukkig waren we op dagbasis ingehuurd, dus we hadden er nog iets aan
overgehouden.
De nieuwe orders van kantoor luiden: terug naar Colombo, onderweg rendez-vous
met de Thames, om weer stores over te geven.
De geschiedenis herhaalt zich bij deze maatschappij wel erg snel!
Na Singapore heb ik een punt achter de alcohol gezet, hier had ik mijn rantsoen
voor de komende maanden al genuttigd. Ook mijn takenboek, dat ik bij moest
houden gedurende mijn stage periode, zou er te veel onder lijden.
Maar wat mij opviel, was dat mijn hutje door de dekjongen niet zo netjes schoon
gemaakt werd als dat van de andere officieren.
Ik vroeg dan ook aan Fred , wat heb jij dat ik niet heb?
Het antwoord was simpel, het bleek de “Tiger Beer ring van omkoping “ te
zijn.
Derhalve zette ik dus nu iedere keer maar een biertje voor “Flits” neer, en
warempel, nu werd ook mijn hutje keurig tot in de puntjes schoon gemaakt!
Flits, de dekjongen die eigenlijk Frits heette, dankte zijn bijnaam aan het
nieuwe fototoestel met elektronen flitser, dat hij in Singapore gekocht had.
Hier flitste hij alles mee, dat bewoog. In het begin was je zelfs onder de
douche niet veilig voor zijn fotografeer woede!
Hij had een snelle leerperiode doorgemaakt. Kwam hij heel verlegen, bleu, en
maagdelijk in Karachi aan boord, in Singapore was hij al snel een van de wildste
stappers van de bemanning!
Hij had al voor de eerste drie maanden gage opgenomen, en er alleen het
fototoestel voor gekocht, de rest had hij achtergelaten in de kroegen en
bordelen van Singapore!
Hij was goed voor minimaal een halve doos bier per dag, en wat hij nog meer bij
elkaar kon bietsen. Ja, hij was wat je noemt op korte tijd door de wol geverfd!
Onderweg naar Colombo maakten we onze eerste echte Jop! Een met rijst geladen
kuster, die machineschade had.
Dit was vlak voor het rendez-vous met de Thames, en die kuster moest naar
Bahrein.
Dus gaven wij de kuster over aan de Thames, die ging toch die kant op, maar wij
hadden het Jop gemaakt! We gaven de stores weer over aan de Thames, die we
enkele weken eerder van hen hadden overgenomen, en gingen door richting Colombo.
We maakten echter een kleine omweg langs de gestrande kuster die we een paar
maanden geleden hadden moeten laten zitten, om te kijken hoe die er bij lag.
Later kregen we te horen dat we (bijna) al onze bunkers aan de Tasman Zee over
moesten geven, en met een paar ton reserve door moesten gaan naar Colombo, om
daar vol te bunkeren, te storen.
Een paar dagen later kwamen we aan bij de Tasman Zee. Het was prachtig weer, en
we konden midden op zee bij elkaar opzij, om de bunkers over te pompen.
Dit nam de nodige uren in beslag, daar we dit met onze trimpomp moesten doen,
die niet voor zulke grote hoeveelheden berekend was.
Foto J.K.Ritman
We konden dus een paar uur gezellig met de andere ploeg kletsen.
Hierna konden we op een motor door naar Colombo, waar we twee dagen later
aankwamen.
We kregen van de Agent te horen dat we na het bunkeren door moesten naar
Bangladesh, om hier de Taklift 1 op te halen, en naar Holland te slepen. Maar
daar was nog niet veel haast bij, zodat we het weekend mochten blijven liggen.
We zouden die zondag een excursie naar Kandy maken, inclusief een rit op een
olifant.
Later bleek dat bijna niemand van de bemanning hier echt op zat te wachten. Dus
werd de excursie afgeblazen.
We zijn die zaterdagmiddag en avond nog wel de wal op geweest, maar wat me al
eerder verteld was, dat er weinig te doen was in Colombo, bleek maar al te waar!
Wel was het een mooie stad om doorheen te wandelen, met veel straatnamen en
gebouwen die nog naar de tijd van de VOC verwezen. En de bevolking was erg
vriendelijk, maar over het algemeen straatarm.
De Taklift 1 was een drijvende Bok, met een hefvermogen van 1000 ton. Die was
naar Bangladesh verhuurd om daar de rivier de Ganges, die naar Dhaka leid, te
ontdoen van scheepswrakken.
Deze waren daar gezonken door beschietingen gedurende de Burgeroorlog tussen
Pakistan en de rebelse provincie Oost Pakistan.
Deze burgeroorlog had geresulteerd in de afscheiding van die provincie, zodat
het daarna de autonome republiek Bangladesh werd.
De Taklift had daar ruim een jaar werk aan gehad.
“s Maandags vertrokken we dan richting Dhaka. Maar eenmaal weer in de Golf van
Bengalen, werd er weer slecht weer voorspeld.
Een tropische Tyfoon kwam onze kant op. En wel met grote snelheid!
De kapitein gaf opdracht om overal alles te controleren, en zeevast te
zetten.Ook moest alles van dek af, want met Tyfoons viel niet te spotten!
De eens zo mooie blauwe lucht betrok al snel en de wind stak op.
We hielden koers naar ruimer water, zolang het nog kon, om de ruimte te hebben
als de wind echt toesloeg.
Alles ging prima, we stampten en slingerden behoorlijk, maar het scheepje hield
zich prima.
We zaten vol bunkers, en lagen daarom diep in het water wat de stabiliteit ten
goede kwam. Tot we een MAYDAY opvingen van een Indisch vrachtschip.
Die dreef met machineschade ergens ten Noorden van ons, en maakte slagzij.
Zodra de marconist met het bericht op de brug kwam, werd onmiddellijk de
opgegeven positie in de kaart gezet, en de koers berekent.
Dat werd schuin tegen de wind in, de tweede motor werd bijgezet, en er volle
kracht op af!
Er werd radiografisch Lloyd’s Open Form aangeboden, maar ze wilden nog even
aanzien hoe het verder liep. Ze moesten het ook nog eerst met de eigenaar
overleggen.
Wij stoomden ondertussen toch maar alvast volle kracht die richting op, voor het
geval dat.
Een uur of tien later, kregen we het bericht door, dat het voorste luik
ingeslagen was, en dat ze veel water maakten, maar dat ze voorlopig nog aan
boord bleven.
Weer boden we Lloyd’s aan, en weer weigerden ze, hoewel nu aarzelend.
Het was nog zo’n 6 uur stomen voordat we op de opgegeven positie zouden
arriveren, dus gingen we gewoon door.
Twee uur later zonden ze weer een noodbericht uit, nu met de mededeling dat ze
ook ruim 2 kwijt waren, en dat de situatie onhoudbaar werd.
Ze maakten zich klaar om het schip te verlaten en in de boten te gaan.
Dit zou een hachelijke onderneming worden wisten we, want de wind was intussen
toegenomen tot windkracht 11, en het zou nog erger worden!
Nog geen uur later zonden ze het laatste bericht uit, dat ze het schip
verlieten. Dat zou het laatste worden wat er van ze vernomen werd. Het was niet
langer een jop, het werd nu een reddings poging.
We bleven gewoon op volle kracht doorvaren, nu in de hoop dat we de bemanning
konden redden.
De Reddingoperatie werd gecoördineerd door Radio Colombo, en we hoorden dat er
nog 3 andere schepen in de buurt waren die ook aan de zoekactie mee zouden doen.
Ons werd een gedeelte aangewezen om te doorzoeken en ook de andere schepen
kregen een gebied aangewezen.
Toen we eenmaal in de aangegeven sector kwamen, gingen we rustiger aan varen om
beter te kunnen zoeken, ook werden er extra mensen op de brug geroepen om mee te
helpen zoeken. Dit hebben we twee dagen gedaan, we kwamen wel wrakhout tegen, en
een ander schip rapporteerde een omgeslagen sloep, maar van overlevenden geen
spoor.
Na twee dagen werd de zoekactie gestaakt,en werden we bedankt voor onze moeite.
Nu konden we dus eindelijk richting Bangladesh
Twee dagen later kwamen we daar aan, nog steeds een beetje aangeslagen.
Het gebeurt niet elke dag dat je van zo dicht bij getuige bent van zo’n drama.
Al die mannen, het waren er geloof ik iets van een stuk of twintig, laten ook
een gezin achter, en ook al hebben mensen van een andere cultuur vaak een ander
denkbeeld, het blijven collega’s.
We moesten een 150 km (100 mijl) de rivier op, niet helemaal tot aan Dhaka.
Maar aangezien de Ganges een open riool is, was dat geen onverdeeld genoegen.
Regelmatig kwamen er lijken voorbijdrijven, die half verbrand waren.
Resultaten van ceremoniële begrafenissen, die niet bepaald een vrolijke aanblik
vertoonden. De geuren die het water verspreidde waren ook niet bepaald erg fris.
En dat zou de komende week nog wel zo blijven.
We kwamen bij de Taklift 1 aan, en gingen erbij opzij. Er was een feestelijke
stemming, want we gingen op huis aan!
Het zou nog de nodige voeten in de aarde hebben om uit te klaren, alles bij
elkaar zouden we daar een week liggen,maar dat mocht de pret niet drukken!
In die week gingen we regelmatig de wal op, om naar het kamp te gaan waar de
jongens van Tak verbleven.
Ze hadden daar enkele barakken uit de grond gestampt, waar ze kantoor hielden,
en waar de jongens die geen dienst hadden, sliepen.
Het was namelijk ondoenlijk om aan boord van de Taklift te slapen als die bezig
was om wrakstukken te bergen.
Dat ging gepaard met enorme klappen en geschraap langs de scheepswanden.
Meestal werden de wrakken met dynamiet in stukken geblazen, die ze dan later met
de immense wrakkengrijper ophaalden, en aan de oever deponeerden.
Aan boord van de Taklift hadden ze ook een aapje, Jimmie geheten, en die mocht
daags voor het vertrek nog afscheid gaan nemen van zijn geliefde die in het kamp
zat.
Je snapt natuurlijk alwaar dat op uitdraaide. Hij mocht op de schouder van een
van de bemanningsleden van de Taklift mee naar het kamp. En daar bleef hij ook
keurig zitten, totdat het kamp in zicht kwam.
Toen nam hij een run, en zat in no time bovenop zijn geliefde. Hij bleef daar
bij rondhangen, en ze speelden de verdere avond dat het een lieve lust was.
Die avond werden ook de barakken overgegeven aan de plaatselijke bevolking die
er een schooltje van zouden gaan maken.
De armoede in Bangladesh was schrijnend. Gedurende de tijd dat we daar lagen
hadden we een oud olievat op het achterdek staan, waar de voedselresten in
gegooid werden.
Maar al snel bleek,dat de mensen het voedsel eruit haalden. Zodat de kok de
voedselresten in schone emmers klaar zette op het achterdek.
De mensen kwamen dan met bootjes langszij, en deden het eten in potjes,
pannetjes etc.
Ook de lege bierflesjes gooiden we eerst overboord. Tot we zagen dat kleine
kinderen eenvoudigweg door hun vader of moeder in de rivier gegooid werden om
deze flesjes op de vissen.
Later bleek,dat ze hier provisorische lampjes van maakten, die ze op de makt
weer verkochten, om zo eten te kunnen kopen.
Ook de oude vodden die we in Singapore aan boord gekregen hadden vonden gretig
aftrek.
In Singapore werden de vodden namelijk niet in stuken gescheurd zoals bijna
overal elders,zodat er veel goeie kleren tussen zaten als T shirts,
jasjes,broeken,etc.
Al met al konden ze zowat alles gebruiken, wat wij weggooiden.
Nadat de barakken overgedragen waren aan de burgemeester, dronken we nog een
biertje, en gingen weer naar boord.
Hier zou het eigenlijke afscheidsfeest plaats hebben en het feit dat we op huis
aan gingen.
Het werd een gezellige avond met het nodige bier. Toen we om een uur of een weer
naar ons eigen bootje gingen kreeg ik de schrik van m’n leven. Ik was net uit
de accommodatie van de Taklift gestapt, toen er iets in m’n nek sprong, en de
peuk uit mijn mond griste.
Het was Jimmy, die ergens tussen de staaldraden had gezeten, en zijn kans
waarnam om aan een rokertje te komen, maar intussen at bij mij het hart in
m’n keel!
De volgende dag werd de sleep klaargemaakt. Dat was snel gebeurt, want de
bemanning zou erop blijven, en er zaten speciale “Smitbrackets” op het dek,
zodat het niet meer dan een uurtje duurde voor we konden vertrekken.
Het grote voordeel van de Taklift was, dat hij zelf kon varen. Hij stuurde dus
zelf achter ons aan, zodat we lekker opschoten de rivier af.
‘sAvonds waren we dan ook al op open water, en konden we de sleepdraad
uitvieren.
We waren op weg naar huis!
We waren op weg naar huis!
Een klein weekje later deden we Colombo weer aan, ditmaal om de Taklift vol te
bunkeren en verse stores aan boord te doen.
De taklift werd voor de haven van Colombo los gegooid, en voer voor ons uit de
haven binnen, terwijl wij nog de sleepdraad scheep haalden. Nog nooit zo’n
gemakkelijke sleep gehad!
We waren diezelfde avond alweer onderweg naar Durban.
De reis verliep voorspoedig, en twee weken later waren we al in Durban.
Onderweg werd ons gevraagd of we over wilden stappen op de Barentz Zee, en de
thuisreis af maken, of dat we nog een maandje in Durban op station wilden liggen
met de Orinoco,
Als we met de Barentszee verder gingen, betekende dit dat we wel een maandje
langer aan boord zouden zitten. Er werd met algemene stemmen besloten om deze
reis af te maken en naar Rotterdam door te gaan. Dan maar wat langer op zee!
Dat zou wel inhouden dat we tegen de zomer thuis zouden komen, dus zoveel te
beter!
Een dag later waren we al weer onderweg. Ditmaal op een veel kleiner bootje, met
minder vermogen, zodat we er wel iets langer over zouden doen dan we eerst
gepland hadden. Maar we begonnen aan de laatste etappe!
We zouden bunkers overnemen uit de Taklift, zodat we nergens meer naar binnen
hoefden.
Het was nu hartje zomer op het zuidelijk halfrond, zodat we mooi weer hadden.
We liepen dan ook als een speer! Behalve bij het ronden van de Kaap, toen hadden
we stroom tegen. Maar nadat de Taklift haar motoren ook gestart had, en mee ging
draaien waren we al gauw uit de tegenstroom, en schoten we weer lekker op.
Na drie weken, ter hoogte van de Evenaar namen we de eerste keer bunkers over,
het was prachtig weertje, en we konden langszij de Taklift.
We maakten er een gezellige middag van, met een potje bier, en een praatje, en
‘s avonds vierden we de sleepdraad alweer op lengte.
We konden nu door met de bunkers tot Rotterdam. Bij het passeren van de Evenaar
kregen we nog hoog bezoek.
Neptunus kwam kijken of er nog mensen gedoopt moesten worden. Dit bleek het
geval, want er waren maar liefst vijf heren die nog niet eerder door zijne
majesteit waren begroet.
We hadden er namelijk op de reis van Colombo naar Durban geen tijd voor gehad.
Het werd (gelukkig) geen marteling, en na het drinken van een Zeeborrel,
letterlijk,een glas zeewater, konden we ons Doop Certificaat in ontvangst nemen.
Ik zou het leven verder doorgaan als Steurgarnaal!
Ter hoogte van Dakar hoorde ik over mijn cassette recorder, dat de ontvangst van
Scheveningen Radio erg goed was. Mijn cassette recorder pikte namelijk feilloos
de radio golven op, die de sparks met zijn radio installatie uitzond.
En aangezien ik al een half jaar niet met mij n verloofde had gesproken, besloot
ik er maar een paar tientjes tegenaan te gooien, en haar met een telefoontje te
verrassen.
Nou verrassen deed ik haar. Nadat de verbinding tot stand gekomen was, en ik
haar aan de lijn kreeg, viel er vanaf de walkant een diepe stilte! Ze kon
letterlijk van schrik geen woord uitbrengen, de arme meid. Ik liet na een paar
minuten de verbinding maar verbreken, en hoorde aan de andere kant van de lijn
nog net een paar snikken.
We hebben hierover later nog vaak gelachen, maar die nacht sliep ik niet echt
lekker!!
De verdere reis verliep zonder noemenswaardige incidenten, en bij de Golf van
Biscaye begon de “kanaalkoorts” de kop op te steken.
Iedereen begon zijn hutje aan kant te doen, en kleren te wassen. Mijn eerste
reis was bijna ten einde. Eenmaal op de waterweg maakten we de Taklift los, en
zij voer op eigen kracht verder naar de Boompjes.We waren nog even langszij
gegaan om alle reservematerialen over te nemen, en hadden deze opgeborgen in het
bergingsruim.
Zelf voeren we naar de Thomson pier, waar de familieleden al stonden te wachten.
Ook de mensen van het kantoor, voor de afrekening, de waterschout, om ons af te
monsteren en de Douane om in te klaren stonden al klaar.
We hadden in een goed uurtje alles afgehandeld, en waren klaar om naar huis te
gaan.
Mijn vader en moeder en Marian mijn verloofde stonden mij op te wachten. Zij
herkenden mij eerst niet, want in de zeven maanden dat ik weg geweest was, was
mijn haar tot op mijn schouders gegroeid, terwijl ik redelijk kort haar had toen
ik vertrok.
Maar het was een heerlijk weerzien.
Dit was met ruim zeven maanden de langste reis die ik ooit zou maken, en dat was
maar goed ook, want op het laatst kreeg ik toch wel een beetje heimwee. Maar het
was ook een reis geweest vol avontuur, en spanning! En daar was het mij toch in
eerste instantie om te doen geweest!
In het erop volgende verlof hebben Marian en ik een hele fijne tijd gehad. Ik
heb in een paar weken tijd mijn rijbewijs gehaald, en kocht een klein autootje,
een mini’tje, waar we veel plezier aan beleefden. Tot na drie maande er weer
een telegram werd bezorgd, de volgende reis kondigde zich aan.