Hoofdstuk 10 

De Smit-Lloyd 11


De 11 had Aberdeen als basis. Als we binnen lagen was dat altijd aan Waterloo quay.
Een gezellige staphaven, waar altijd wat te doen is.
We werden door de agent naar boord gebracht, en het was gelijk tijd voor het eten.
Het was een oud scheepje, met Industie hoofdmotoren, en Kromhout hulpmotoren.
Een leuk scheepje dat later zou bewijzen hoe zeewaardig ze was.
De inrichting was een eind hetzelfde als de 41, zodat ik al snel mijn weg wist te vinden.
Voorin, op het bakdek was de passagiershut omgebouwd tot bar, zodat we na sluitingstijd van de kroegen nog een afzakkertje konden nemen.
Een paar dagen na mijn aankomst gingen we op weg naar het booreiland, een grote beton constructie die op betonnen peilers op de zeebodem stond. In de poten de olie sloegen ze de olie op, tot er een tanker kwam om deze af te voeren.
Het was onze taak om de tanker te assisteren.
Ook moesten we deze reis de tros vervangen van de SPM (Single point mooring bouy).
De SPM war een grote boei, zo’n 10 m doorsnee en ik denk wel 80 m hoog,waarvan zeker 15 meter boven water stak. In die boei was de meertros aan een zwaar contragewicht bevestigd.
Dit was een half meter dikke nylon tros net een anderhalf ton zware speciale kous, waar de tanker een speciale bracket voor had.
Behalve die tros was er ook nog een dikke slang, waar de tanker de olie door aangevoerd kreeg.
Wij moesten eerst de oude tros uit de boei trekken, zover dat het contragewicht tot bovenin kwam, en deze opgevangen kon worden.
Dan zou de oude tros losgekoppeld, en door ons aan boord getrokken worden.
We hadden het volle vermogen nodig om de tros tot bovenin te trekken!
Eenmaal de oude tros bij ons aan boord, werd de nieuwe tros aan de messengerline bevestigd, en trokken ze deze vanaf de boei omhoog.
We hadden voor dit karwei een volle dag nodig! En we moesten opschieten, want de volgende dag zou de tanker,de “Matco Haven” zijn opwachting maken.
Het weer was inmiddels verslechterd, en na de Matco Haven op de boei gemeerd te hebben kregen we de opdracht om terug naar Aberdeen te gaan en daar een zgn. Fishreel op te halen.
Dit was een grote hydraulische liertrommel, met enige kilometers dunne staaldraad op, waar een speciaal ding aan kwam om gebroken boorpijpen op te vissen uit de boorput.
In Aberdeen aangekomen werd dit ding op het achterdek vast gesjord met stalen kettingen.
Het weer was er niet beter op geworden, en we moesten speciale toestemming vragen aan de havenautoriteiten, om te mogen vertrekken.
Die kregen we, en we vertrokken zonder loods, die zou niet afgezet kunnen worden vanwege het slechte weer.
We gingen een enerverend reisje tegemoet!
De wind bleef toenemen tot orkaankracht, en we moesten gaan “steken” met de kop in de wind, om zo de golven te trotseren.
Na een aantal uren zo gevaren te hebben,kwamen we ter hoogte van de Shetlands, en moesten we rechtsomkeert.
Voor de wind surften we in hoog tempo richting Noorse kust.
Iedereen moest uit veiligheidsoverweging op de brug blijven. We mochten niet naar onze hut, want er waren in deze storm al twee schepen vergaan, niet zo ver bij ons vandaan.
We hadden de blindkleppen voor de stuurhut ruiten gedaan, en dat was maar goed ook.
Eenmaal onder de Noorse kust moesten we weer rond, nu echter bij een golfhoogte van minstens 13 meter!
Het was de bedoeling dat we, als we boven op een golf waren, hard bakboord roer zouden geven, en zo, van de golf afsurfend, met volle kracht rond zouden proberen te komen, om de volgende golf weer echt tegemoet te zien.
Dit lukte …. Bijna!
We waren bijna rond, toen er een monstergolf oversloeg, die het scheepje deed kraken!
Toen het scheepje zich zwaar schuddend weer oprichtte, en al het water van zich had afgeschud konden we de schade opnemen
Het bleek, dat de voorkant van de stuurhut zo’n 5 cm was ingezet. Onze Zodiac was helemaal verdwenen.
De Stuurboord Dingy, een zelfopblazend reddingvlot, lag half opgeblazen op het achterdek. En de fishreel die met sterke kettingen vast gestaan had aan stuurboord, stond nu aan bakboord! Los!
Die moest zo snel mogelijk weer worden gesjord.
De Stuurman en 2 matrozen hesen zich in hun Survivalsuit, en de winchmotor werd gestart.
Het was de bedoeling dat we de werkdraad via bolders aan dek en de binnenverschansing om de fishreel naar de achterbolders zouden brengen.
Als die dan achterop vast zou staan, konden we de werkdraad doorhalen, en zo de fishreel weer tegen de binnenverschansing aantrekken.
Dit was een levensgevaarlijke operatie,en we stonden dan ook allemaal met het zweet in onze handen. We hadden net de kracht van het water aan den lijve ondervonden!
We voeren nu weer tegen de wind in, zodat de jongens op het achterdek relatief beschermd stonden.
Maar daar trokken de golven zich niets van aan. Op een gegeven moment doken we weer zo’n monstergolf in! Een spannende minuut wachtte ons. Zouden de jongens er nog zijn?
Toen het water wegliep, zagen we wel de twee matrozen helemaal achterop, die hadden zich vastgebonden. Maar waar was de Stuurman?
Even later dook hij op van onder de opbouw.
Hij was door het water heel het dek over gesleurd, gelukkig de goeie kant op naar het voorschip.
Hierna werd alles snel vastgemaakt, en konden we de fishreel weer zeevast op zijn plek trekken, en konden de jongens naar binnen komen.
Gedurende deze storm waren de enigen die de brug afgingen de Kok met een matroos, om eten uit de koelkast te halen, en de eerste machinist en ik om de machinekamer te controleren. Altijd met z’n tweeën, om elkaar te kunnen helpen.
De Stuurman was met zijn onvrijwillige wildwater avontuur licht gewond geraakt, en moest een paar pleisters op zijn hoofd hebben, en hij had een stijve arm. Verder mankeerde hij niets.
Hierna konden we schade opnemen, en de boelweer opruimen.
Op de wanden van de accommodatie stonden overal vuile voeten, waar we over hadden gelopen, zo schuin was het schip gegaan.
En in de Machinekamer was het een gigantische ravage, het bilgewater was tegen de wanden op geklotst, tot aan het plafond toe!
Na drie dagen nam de storm af, en gingen we weer richting het booreiland.
Hier werd de fishreel overgenomen, en konden wij bijslapen.
We hadden drie dagen met z’n allen op de brug gebivakkeerd, alleen brood gegeten, en amper geslapen. We waren kapot!
We moesten nog een paar dagen voor we weer afgelost zouden worden. De dag erna moesten we de tanker weer assisteren,en twee dagen later kregen we de fishreel terug aan boord en gingen we weer richting Aberdeen
Een week welverdiende rust!
Een twaalf uurtjes later liepen we de haven binnen, en kregen een nieuwe Zodiak en een nieuwe dingy aan boord.
Ik ben in mijn hele carričre op zee niet bang geweest, behalve deze reis! En ik schaam me niks om dat toe te geven. Twee schepen waren vergaan, en een barge was op de rotsen geslagen. Van de bemanning van een van de schepen is niets meer gehoord, de bemanning van het andere schip werd door een heli gered. En dat alles binnen een honderdvijftig mijl bij ons vandaan.We hadden geluk gehad. En natuurlijk een pluim voor de constructeurs van het scheepje!!
In Aberdeen konden we weer helemaal tot rust komen, en hadden we spannende verhalen te vertellen in de kroeg.
Elke avond waren we in de kroeg te vinden. En elke morgen hadden we veel tijd nodig om in het ouwe ritme, en aan het werk te komen.Met andere woorden, we genoten ervan zolang we konden.
Een kleine week later gingen we weer terug naar zee. Bij het booreiland gekomen konden we meteen weer de Matco haven assisteren, en voor de rest was het een rustige week.
De rest van de reis zou er niet veel opzienbarends gebeuren. Een paar weken later vloog ik weer naar huis.
Dit was het laatste reisje voor mij bij Smit-Lloyd.

 



foto www.tugspotters.com