G
U L F H A N S A
Op 4 juni 1965 arriveerde de supertanker
"Gulf Hansa" 's avonds om 8 uur aan de steiger 2 van de Perzische
haven Bandar Mashur om ongeveer 45.000 ton crude oil te gaan laden.
Daar ik als 3e stuurman de 4
- 8 wacht liep
en de zeewachten gewoon doordraaiden had ik nog even de gelegenheid om samen met 3e WTK
Willard, die dezelfde wacht liep, een biertje in het zeemanshuis te gaan drinken.
Dit was het enige zeemanshuis in de Perzische
Golf waar men, dankzij het pro-westerse beleid van de Sjah alcoholhoudende
dranken verstrekte.
"Kijk meester, daar ligt de "Berge
Boss," zei ik tegen Willard. "Het zal wel een puinhoop worden in het
zeemanshuis, want die Noren staan helemaal droog, geen druppel drank op die
schepen."
"Vertel mij
wat," antwoordde hij
laconiek.
In het zeemanshuis was het feest al in volle
gang. Er zaten een twintigtal straalbezopen Noren en in hun midden stond een
verlopen vrouw met lang zwart haar een soort striptease uit te voeren.
"Die ligt minstens 22 uur per dag met
haar benen wijd," vond mijn metgezel. "Volgens mij ziet ze door al die
bomen het bos niet meer," opperde ik. Het was de eerste vrouw die we na
drie weken op zee life tegenkwamen, dus die striptease had wel onze
belangstelling.
De Chief Engineer, die als enige Noor niet
dronken was, maar alleen een beetje aangeschoten bood ons allebei een literfles
bier aan (Sorry, no glasses) en vertelde dat dit een Cubaanse verstekelinge was
genaamd Maria, die al meer dan twee jaar aan boord zat. Ze had geen paspoort
dus ze konden haar in geen enkele haven kwijtraken. Een paar matrozen hadden
haar destijds uit een kroeg in Hamburg, na een vechtpartij met Cubaanse zeelui
mee aan boord genomen. Ze was stewardess op een Cubaans schip en werd de
volgende dag pas wakker, toen de "Berge Boss" al lang en breed op de
Noordzee zat.
Maar over twee uur zouden ze met hoogwater
vertrekken, het schip was al helemaal geladen en hun bestemming was Rotterdam.
"Wij hebben Lands End for orders, wij
horen pas op het laatste moment waar we gaan lossen," vertelde ik hem.
"Ik moet dat dronken zootje straks nog op
tijd aan boord zien te krijgen," verzuchtte de Chief.
Er lag een grote brede matroos languit te
pitten tussen de tafeltjes en een volgende viel met stoel en al om en ging op de
vloer verder liggen maffen. De rest stond een beetje te lallen en Maria aan te
moedigen. In een andere hoek zat een groepje Indiase zeelui rustig een colaatje
te drinken. Plotseling waggelde een straalbezopen Noor, zo'n kleerkast van bijna
twee meter naar dat groepje toe, pakte het dichtstbijzijnde Indiase mannetje in
zijn kraag en tilde hem een meter omhoog. "You want to fight?" vroeg
hij. In no time sprongen er tien kleine bruine mannetjes op zijn nek en begonnen
de andere Noren zich er ook mee te bemoeien.
"Arriba, Arriba." gilde Maria.
Er vlogen flessen, tafels, stoelen en kleine bruine mannetjes door de tent, zodat wij maar besloten er stiekem tussenuit te knijpen, voordat ze ons voor Noren aan zouden gaan zien.
Een groep Chinezen nam
het op voor hun Indiase collega's en de eerste gewonden lagen al kreunend en
bloedend op de grond. De twee slapende Noren bleven rustig doormaffen op de
natte met bierplassen en kapotte flessen bedekte vloer.
Daar er buiten het zeemanshuis verder niets te
beleven viel in Bandar Mashur, besloten we aan boord nog een afzakkertje te
nemen en gezeten op het sloependek konden we de aftocht van de Noren gadeslaan;
het zeemanshuis had de beschikking over een oude vrachtwagen met open laadbak,
die we een half uur later zagen voorbijkomen vol met kreunende, zingende en
bewusteloze Noren en daar middenin de half ontkleedde Maria die languit over een
nog steeds slapende matroos lag. Over drie weken zouden ze hun eerste pilsje in
Rotterdam weer kunnen pakken.
Mijn
collega 3e stuurman, die wacht aan dek had werd ook
even bijgepraat, zodat iedereen aan boord op de hoogte was. Toen ik het destijds
populaire West Side Story lied: "Maria, I just met a girl named
Maria." begon te zingen werd het tijd om de kooi in te duiken, want om vier
uur moesten we weer aan de bak.
De volgende dag werd de Gulf Hansa afgeladen
en om 2 uur 's middags was het alle hands aan dek voor het aftoppen. De
temperatuur schommelde zo rond de veertig graden in de schaduw, maar gelukkig had
het schip airconditioning, die nog werkte ook. Toen alle crude-oil geladen was
werden de tanks gasdicht afgesloten, de laadslangen ontkoppeld en was het
wachten op hoog water omdat we pas om zeven uur konden vertrekken, want
halverwege de lange Shatt al Arab, de bochtige rivier die we af moesten varen
lag een zogenaamde bar; zo heet het ondiepste gedeelte in de rivier, je kon er
alleen met hoogwater overheen met 42 voet diepgang.
Inmiddels was de Italiaanse tanker "Luisa"
vlak achter ons afgemeerd, een smerig uitziende roestbak van zo'n 30.000 ton.
Die begon meteen na het aanmeren te ontballasten, maar in plaats van schoon
zeewater pompten ze alleen maar bruine smurrie overboord. De hele rivier werd
meteen bedekt met een laag smerige olie. De Chief harbourmaster kwam meteen
poolshoogte nemen aan boord van de Luisa en meteen werd het ontballasten
stopgezet. Maar na een half uur stapte de Chief harbourmaster met een volle tas
van boord en ging het overboord pompen van die drab gewoon verder. Wij besloten
het dekwaswater bij te zetten, zodat die rotzooi door ons overboord stromende
water niet aan onze pas geschilderde lichtgrijze romp zou gaan kleven.
In de hut van de eerste stuurman dronken we
nog een potje bier voor het eten en praatten we na over de gevolgde procedure
bij het laden. Nedgulf Tankers was een nog jonge rederij, dus alle stuurlui
kwamen bij andere tankvaartrederijen vandaan. We hadden nu de methode gevolgd
die bij Shell tankers gebruikelijk was, want daar kwam de eerste stuurman
vandaan. De vorige keer zat er een ex Esso-stuurman aan boord en ging het net
even iets anders. Zelf had ik als stuurmansleerling op Caltextankers gevaren,
daar had ik dus de meeste ervaring mee. De tweede stuurman had vroeger bij
Stanvac gevaren op kleine kustvaarttankertjes die op Indonesië en Bangkok
voeren, maar de manier ze daar laadden was heel anders dan het laden van
supertankers. Toen ik dus opperde, dat iedere methode prima was, zolang er
met maximale snelheid zonder een druppeltje olie aan dek te morsen geladen werd,
kreeg ik van iedereen te horen dat ik maar een snotneus was die nog een hoop
moest leren.
Dit kon alleen maar in de praktijk gebeuren,
want op de zeevaartschool doceerden alleen maar ex-kapiteins die op pakjesboten
gevaren hadden. Ook de examinatoren van de stuurliedenexamens hadden destijds
nog nooit een tanker van dichtbij gezien. Ik vertelde dat op mijn examen voor
zeemanschap een oude gepensioneerde kapitein van een pakjesboot aan me vroeg op wat voor schepen ik gevaren had. Toen
ik antwoordde dat ik alleen op tankers gevaren had, begon hij meteen over een
deklading hout door te zagen. We waren het allen eens, dat stuurlui van
pakjesboten niet deugden, die konden alleen maar pakjes en kisten tallyen.
Om half zes gingen we aan tafel, via de "kippeloop"
naar het achterschip, waar de messroom zich bevond. Nadat steward Piet de
meurder, (bij het uitserveren kwam er een sterk aromatische lucht vrij vanonder
zijn oksels zodat iedereen flink terugdeinsde) de macaroni geserveerd had wilden
we na een "Eet U smakelijk heren" aan de maaltijd beginnen.
Terwijl ik de eerste hap naar mijn mond wilde
brengen, klonk er een oorverdovende knal achter ons, gevolgd door een reeks
daverende explosies. "Daar gaat de Luisa," schreeuwde iemand. Ons
schip begon te slingeren onder dit geweld en toen we allemaal naar buiten renden
zagen we dat de Luisa achter ons in lichtelaaie stond, met een
enorme zwarte rookwolk erboven, terwijl de explosies onverminderd doorgingen. De
Luisa maakte meteen slagzij en in de brandende olie op het water hoorde ik
hartverscheurende kreten van overboord gesprongen bemanningsleden. Die brandende
olie kwam onze kant opdrijven. Een Kaap Verdische matroos, Rodrigues, viste een
Italiaan op uit de vlammenzee, die zich aan een van onze achtertrossen had
vastgeklampt en begon daarna met de brandbijl de trossen door te hakken.
De
Wtk's stoven de machinekamer in en de
eerste stuurman schreeuwde, dat ik naar de brug moest rennen. Ik zag dat op de
gangway Piet de Meurder en het Spaanse kokkie voor hun leven renden, de woestijn
in, gevolgd door de meeste Spaanse bemanningsleden. In een andere situatie zou
dit op mijn lachspieren gewerkt hebben: die lange dunne sla-dood en vlak achter
hem dat kleine dikke kokkie, running for their life en hard dat ze liepen!
Op de brug stond kapitein Mastenbroek aan de telegraaf te sleuren. "Komen, pak het roer en de telegraaf: vol vooruit, hard bakboord." Terwijl ik heen en weer rende tussen telegraaf en stuurwiel was eerste stuurman Witsen op de bak het anker aan het inhieuwen en liet hij de voortrossen slippen. Rodrigues had inmiddels alle achtertrossen gekapt en hij ontfermde zich over het Italiaanse slachtoffer. Die was helemaal hysterisch en met een dreun voor zijn kop werd hij tot rust gebracht. De fraaie snor van Rodrigues was helemaal verbrand evenals zijn wenkbrauwen en een gedeelte van zijn haar.
Het was een geluk bij een ongeluk dat de machinekamer al gereed was
en dat de ladingtanks gasdicht waren afgesloten. Anders was de Gulf Hansa ook
meteen de lucht ingevlogen.
De schroef draaide echter vooruit en doordat
de kont was afgezwaaid door de achterinkomende stroom ramden wij met ons
voorschip het achterschip van een Noorse tanker Havprins die voor ons lag en waar ze ook
bezig waren alles los te gooien, maar die waren aan het laden en moesten hun
laadslangen met stromende olie ook nog op de een of andere manier verwijderen.
We waren net vrij van onze steiger, toen
die
met een daverende dreun explodeerde. Wonder boven wonder raakten we slaags (in
het midden van de rivier liggen, klaar om weg te kunnen varen) en dat zonder
sleepboten... en kwam het achterschip vrij van de brandende olie. Mijn collega
derde stuurman was zo slim geweest om alle afsluiters van de dekwas op het hoofddek
dicht te draaien, zodat ze volle waterdruk op het achterschip hadden. Ik belde
meteen de machinekamer op om ze mee te delen dat we veilig waren, want die
wisten helemaal niet wat zich boven hun hoofd afspeelde. Als de WTK's niet op
hun post waren geweest, maar achter Piet de Meurder de woestijn in waren gerend
had ik daar ook niet meer gestaan.
"Wat sta je daar te ouwehoeren, Komen let
godverdomme op je roer, moeten we soms de kant induiken." was de reactie
van de kapitein. Maar het schip voer keurig in het midden van de Shatt al Arab.
Op de VHF (de marifoon) was het een kakofonie van geschreeuw in het Arabisch. De
tweede was inmiddels vanaf het achterschip op de brug gekomen, zijn wenkbrauwen
waren ook verbrand eb die kreeg op de VHF contact met de havenmeester, die ons
adviseerde na de ondiepe "bar" gepasseerd te hebben voor anker te
gaan.
De rest van de bemanningsleden van de Luisa
die in het brandende water zwommen waren verbrand, verdronken of in onze schroef
terechtgekomen. Maar als deze schroef niet had gedraaid waren wij ook de lucht
ingevlogen.
Toen we eindelijk veilig voor anker lagen stak
ik een sigaret op. "Maak verdomme meteen die klote sigaret uit,"
schreeuwde de kapitein. Versuft ging ik naar mijn hut om een stevige borrel te
pakken en mijn sigaret op te roken. In
de messroom gingen we later allemaal even stoom afblazen.
Piet de Meurder en de andere deserteurs werden
de volgende dag met een bootje terug aan boord gebracht. De Noorse tanker was
ook net op tijd ontsnapt en lag verderop ten anker. Onze familieleden kregen een
telegram, dat iedereen na een explosie op een ander schip veilig aan boord van
de Gulf Hansa was. Die schrokken zich rot, want in Holland was er niets bekend
over deze ramp.
Drie weken later gingen we lossen in
Rotterdam, we arriveerden zonder fatsoenlijke trossen. Aan de steiger voor ons
lag de "Berge Boss".
Kapitein Mastenbroek kreeg de "de Ruyter"
medaille, de hoogste onderscheiding op zeevaartgebied. Ik kreeg een aardige
Dollarbonus, waarvan de belasting meteen de helft inpikte. De rest was ook gauw
op, want de Gulf Hansa ging na leeglossing in Rotterdam voor drie weken in
droogdok. In het zuidspaanse Cadiz.
Tijdens het laden op tankers heb ik hierna
nooit meer rustig kunnen slapen.
Ben later dan ook overgestapt op pakjesboten,
kon je ook beter stappen….
Jos
Komen
From the
Gulf Oilmanac, June, 1966
On the
afternoon of June 5th, 1965, the Gulf Hansa was tied up at No. 2 berth at Bandar
Mashur, Iran. The tanker had completed loading operations, and was ready
to sail for Rotterdam. Fully loaded, she awaited the harbor pilot and her
sailing documents.
Immediately astern of the Gulf Hansa, the Italian tanker Luisa, 32,400 tons, was
tied up at berth No. 1, taking on her cargo.
At 5:53 PM, a fiery explosion ripped through the Italian tanker. At once,
she began to list and amid intense heat and thick billowing smoke, a lake of
flaming oil spread out around the dying Luisa. A stiff wind, and outgoing
tide, was moving the burning oil toward the No. 2 berth, and the Gulf Hansa.
Without the aid of tugs, or pilots, the Captain ordered the mooring lines cut,
and maneuvered the ship away from the berth, and out of the harbor.
Captain C.D. Mastenbroek was awarded the De Ruyter Medal in Gold, for
exceptional courage and excellent seamanship for his actions. Gulf Hansa
was operating under the Dutch flag, and owned by Nedgulf Tankers, a wholly owned
subsidiary of Gulf Oil.
Van Links naar rechts:3 wtk Willard, 4e wtk Nico Molema, W.C.Meijer hoofd personeelszaken, Cees Mastenbroek, de directeur van Gulf Nederland, 3e wtk Kees van de Meer 3e stuurman John Slot (er waren 2 derde stuurlui aan boord, ik zat alweer op zee) en 2e stuurman Suy.
De afwezigen:
Eerste stuurman Witsen, 2e wtk de Zoete, die beneden als een gek stond te manouveren en de matrozen die niet de benen hadden genomen en mijn persoontje.
Inmiddels (27-02-10) heb ik via internet meer info kunnen bemachtigen.
bron: http://www.kuwaitimagazine.com
De tanker voor ons was dus de Noorse Havprins.