Het
is juli 1961, hoog zomer en de “Amstelmeer” arriveert met 11.000 ton graan
vanuit Albany, West Australie in Hakata, Japan.
De
pas aangelegde haven op het Zuidelijkste Japanse eiland Kyusu ruikt nog naar
vers cement. We liggen nog maar net afgemeerd of de burgermeester komt aan boord
met Japanse poppen in klederdracht als welkomsgeschenk.
De
“Amstelmeer” is het eerste Nederlandse schip dat deze nieuwe haven aandoet.
Er
is veel belangstelling en er worden groepen schoolkinderen over het schip door
ons rondgeleid.
Ook
aan de wal blijken de Japanners vol verbazing naar ons te kijken. Grote blonde
kerels uit Europa waren daar toen kennelijk nog een bezienswaardigheid.
In
een straatje lopen de winkeltjes leeg om ons na te staren, van het Japanse
commentaar over ons begrijpen we niets.
We
komen in een bioscoop terecht waar een Europese film draait met Sophia Loren,
Italiaans gesproken met ‘ondertiteling’, die daar dan wel in het Japans aan
de rechter zijkant van het filmdoek staat.
Een
paar dagen later vertrekken we naar Yokohama om te gaan dokken en een groot
gedeelte van de bemanning af te lossen.
De
meesten waren langer dan een jaar aan boord en voor 26 van hen zat de reis erop,
die vlogen terug naar Nederland. Zelf was ik pas 8 maanden aan boord en mocht
dus nog even blijven.
De
kapitein had instructie gegeven dat er maximaal 25 kg bagage per lid van de
bemanning aan boord van het vliegtuig mocht. Zelf had hij naast zijn bagage ook
nog een stuk of 6 kisten met houtbewerkingsapparaten waarvan het totale gewicht
voorzichtig werd geschat op minstens een kilo of 600.
Gedurende
de 3 weken dat we in het Asano-dok lagen was er een paar dagen geen water aan
boord. De drinkwatertanks kregen namelijk een nieuwe cementcoating.
Voor
de dagelijkse douchebeurt moesten we naar een badhuis, dat vlak bij het schip
was.
Een
grote ronde ton met dampend water stond daar op je te wachten. Maar door een
strenge badmeester werden we eerst naar de douches gestuurd om ons schoon te
spoelen, voordat we met een man of vier in die grote ton met heet water mochten
gaan zitten.
We
maakten wel indruk op hem omdat wij geen krimp gaven in dat hete bad.
In
Yokohama waren voor ons wél Nederlandse
schepen geweest want in een havenkroeg troffen wij een jukebox met een plaatje
van Tom Manders: “Er zaten twee motten, in m’n ouwe jas”. Er lagen zelfs
nog meer Nederlandse schepen in de haven. ’s Morgens om een uur of 5 liep ik
in de Isesakistreet tegen een stuurman van de K.J.C.P.L op waarmee ik samen 3
jaar op de H.B.S. in Rotterdam had gezeten. Het “GVD hoe kom jij hier
terecht??” hoor ik hem, na meer dan 40 jaar, nog steeds roepen in mijn
verbeelding.
Halverwege
de doktijd kwam de nieuwe crew aan boord en de verhalen over hun vliegreis naar
Tokio braken los.
De
leerling stuurman, net van school, had zijn eerste teleurstelling al achter de
rug.
Hij
zou met een DC-8 naar Japan gevlogen worden had de meneer van de rederij
beloofd. In 1961 was de DC-8 een van de nieuwste straaltoestellen. Ze bleken
echter met een DC-7, een 4-motorige oudgediende, gevlogen te hebben. De piloot,
boordwerktuigkundige en purser waren met z’n drieen de eigenaars van het
toestel.
“Maar”….,
had de meneer van de rederij gezegd, “Er gaat wel een stewardess met
z u l k e brammen mee.” Hij
kwam armen te tekort om het formaat aan te geven.
Dat
had dan wel aardig geklopt maar de schrik om te vliegen zat er bij de meeste
stoere zeelui toch in. Ze waren voor hun gevoel, met moeite over de Alpen
gevlogen en bij tussenlandingen in o.a. Beirouth, Karachi en Bangkok wist
niemand dat ze er aan kwamen. Iedere keer moest er een kok uit de kampong worden
opgehaald om een hap eten voor ze klaar te maken. En dat bleek dan ook nog
slecht te zijn.
De
26 man die nu vertrokken werd dan ook aangeraden om maar met een ander toestel
terug te gaan. Met een bus bracht de agent ze naar het vliegveld van Tokio.
Toen
ze die oude DC-7 zagen staan werd er besloten daar absoluut niet in te stappen.
Van meneer Sato, de Japanse scheepsagent kregen ze groot gelijk en die nam het
hele stel mee naar de bar om te wachten. Hij
ging een ander toestel voor ze regelen. Na een paar uur vrij drinken kwam hij
melden dat een ander toestel de bagage al aan boord had en dat er gevlogen kon
worden.
Het
hele spul vertrok in opperbeste stemming, de een nog vrolijker dan de ander, en
zocht een plaats in het toestel.
Eenmaal
in de lucht werd er na het zien van de stewardess toch getwijfeld of dit wel een
ander toestel was. Het kon wel eens hetzelfde toestel zijn als waar hun
aflossers mee waren aangekomen. Hoog in de lucht doe je daar dan weinig meer aan
maar eenmaal aangekomen in Athene besloten er toch een paar zelf een kaartje bij
de KLM te kopen om over de Alpen heen te vliegen. Na alle verhalen die ze
gehoord hadden en de ervaringen met dit toestel
tot hier, zat de schrik erin en namen ze geen enkel risico.
De
waaghalzen die wel de gok waagden en met de DC-7 verder
vlogen, zijn trouwens ook allemaal goed aangekomen. Onder de
‘waaghalzen’ bevonden zich 3 man die na een verblijf van 15 maanden aan
boord met een tegoed van fl 0.17, fl 0.23 en fl 0,36 waren afgemonsterd.
Wij
vertrokken leeg op 6 aug. uit Yokohama en onze scheepshond Poets was daar
achtergebleven.
Na
de oversteek van 24 dagen over de Pacific arriveerden wij op de rede van
Balbao.
Rond
de “Amstelmeer“ zwommen tientallen hamerhaaien en in de wetenschap dat die
wel een zeeman lusten, waren we dan ook weer een stuk geruster toen we
opstoomden naar het Panamakanaal. In drie stappen gingen we zo’n 25 meter
omhoog en aan de andere kant van het Kanaal in Cristobal weer omlaag. We konden
daar een uurtje de wal op om inkopen te doen voor we verder gingen naar Norfolk.
De
nieuwe kapitein bleek een rijzige 60-er van Groningse kom-af, die met zijn 1e
rang jaren op een coaster tussen Zaandam en Londen had gevaren met ladingen
deuren van Bruynzeel. De ”Amstelmeer” grootcirkelde over de Stille Oceaan
naar Panama maar dat soort koersen had hij tussen Ymuiden en de Theems nooit
uitgezet.
De
koers die hij om 12.00u in de kaart zette werd dan ook een kwartier later door
de 2e stm aangepast in een grootcirkelkoers om toch wat eerder in Panama te
arriveren.
Bij
het passeren van de datumgrens in het weekend wilde hij de maandag 2x doen, maar
na enig aandringen werd dat toch de zondag.
In
de ruim 3,5 week dat we over de
Pacific voeren werd er al kort na vertrek Yokohama door iedereen geklaagd over
de smerige smaak van het drinkwater. Na het tandenpoetsen spoelde je je mond met
limonade of cola uit blik. Met water uit de kraan was dat niet te doen.
Op
een middag kwam de nieuwe bakzeun, gekleed in een zwembroek, kletsnat op de brug
bij de 2e stm vertellen dat hij een kijkje in de drinkwatertank ging nemen.
Die
werd daar mee verrast en maakte zich er nog van af met een opmerking dat de 1e
stm daar over ging en omdat die nu lag te slapen, hij een andere keer
moest terugkomen.
Een
stel matrozen had de bakzeun wijsgemaakt dat hij aan boord van een schip niet
alleen verantwoordelijk was het schoonhouden van hun hutten maar ook voor de
kwaliteit van het drinkwater. Zij hadden hem verder verteld dat er tijdens de
dokbeurt bij het aanbrengen van de cementcoating misschien wel een Japanner was
achtergebleven in de drinkwatertank. De bakzeun moest daar maar eens een kijkje
gaan nemen. Met water aan dek en
grote bezems werd hij schoongeboend zodat hij frisgewassen in een drinkwatertank
kon gaan om te kijken. Daar was het
namelijk om begonnen: de bakzeun kon wel een goeie wasbeurt gebruiken en omdat
hij dat nog steeds niet spontaan zelf deed sinds Yokohama, werd hij op deze
manier een handje geholpen.
Een
dag later stond hij weer schoon en roodgeboend in zijn zwembroek op de brug met
hetzelfde verzoek.
De
2e stm had nu tevoren overlegd en stuurde de leerling stuurman mee naar de tank.
Daar werd het mangat geopend en aan een touw zwom de bakzeun een rondje.
Bijgelicht met een zaklantaarn door de leerling. Als hij een Japanner zou
aantreffen mocht hij dat niet verder vertellen want anders ging de 1e stm er met
de gouden tanden van het slachtoffer vandoor.
Hij
had op het vliegveld toch wel gezien dat al die Japanners gouden tanden in hun
bek hadden??
Een
halfuurtje later kwamen bakzeun en leerling vertellen dat er geen Japanner
gevonden was.
Hebben
jullie nog naar hond gezocht??
Dat
hadden ze niet dus maakten ze nog een rondje en namen gelijk een lege
jeneverfles mee om een watermonster te nemen.
Ook Poets, onze verdwenen scheepshond,
werd niet gevonden. De fles werd met zegellak verzegeld om bij aankomst
in Norfolk U.S.A. naar een laboratorium te gaan voor onderzoek.
Verdere
acties bleken niet meer nodig, de bakzeun ging inmiddels gewoon onder de douche,
het smerige drinkwater werd weggepompt en met de condensor werd nieuw zoet water
aangemaakt.
We
konden onze tanden weer met gewoon water poetsen.
m.s.
“Amstelmeer” 8.377 brt gebouwd
in 1956 bij A.Vuyk Capele a/d IJssel
in
1969 verkocht aan Griekenland als “Elpida”
Frans Willemse - fwa.willemse@tiscali.nl