Bakkie,
schipper?
Na
mijn verplichte militaire nummer kwam ik eind 1980 op een 600-tons tankscheepje van
de Dordtse firma OTS (Olie Transport Service) terecht, door velen echter
makkelijker te onthouden als Ouwe Tering Schepen! Bij mijn oude stuurman Karel
waar ik al mee gevaren had voor mijn diensttijd en die inmiddels tot schipper
was gebombardeerd. Er was weinig emplooi voor het scheepje, dat niet zo’n
beste naam en overal op de “zwarte lijst” stond omdat er een
ontkleurings-installatie in het vooronder stond waar voorheen goed aan was
verdiend. Kan je het bootje wel een andere naam geven maar die was ook in
no-time alom bekend. Na een paar
dagen wachten in Amsterdam op lading werden we op een dondermiddag onverwachts
teruggeroepen naar Dordrecht waar we juist leeg vandaan waren gekomen. We werden
verzocht om ’s nachts bij aankomst aldaar langs het vrachtschip Tean vast te
maken, ’s morgens zouden we de rest wel horen!
Vroeg
in de ochtend kwam de eigenaar aan boord en of we even al onze spullen op het
vrachtschip over wilden zetten, hij had haar namelijk gekocht en het tankertje
erop ingeruild. En over een uurtje
gingen we laden in Rotterdam, cellulose voor Basel!
Maarre
…, wij varen toch van maandag tot vrijdag? Hoe gaan we dat doen naar
Zwitserland? En wie is er dan schipper? Mijn maat Karel en ik hadden beiden geen
Rijnvaartpapieren! Maar daar was uiteraard al over nagedacht en ongeveer
tegelijkertijd kwam er een broodmagere oude baas naar binnen : onze nieuwe
ervaren Rijnkapitein A. uit Nijmegen. Met frisse tegenzin maar na de belofte dat
we er financieel flink op vooruit zouden gaan zijn we toch akkoord gegaan en
vroeg in de avond waren we alweer geladen terug in Dordrecht, waar het haastig
bestelde belastingvrije pakket aan boord werd gebracht. Zaterdagmorgen 6 uur
vertrekken, toch nog een avondje thuis.
Keurig
op tijd waren we los en na een kwartiertje zaten we gedrieën aan de koffie in
de stuurhut. Het schip daarna een beetje verkend: er stonden 2 Deutz
zes-cilinder langzaamlopers in, type 545 met open koppen. “Wil je ze goed vet
houden!” had men mij gevraagd. Ik had al met een soortgelijke (dichte)
8-cilinder gevaren en wist dat ze nogal wat cilindersmering lustten, elke 2 uur
moest je het reservoir bijvullen. Het schip zelf was een model misbaksel. Een
achterschip anno 1952 van de gesloopte Hollandse Plouvier tanker Beryl waar in
1974 een oude duwbak aan was vastgelast. Een vierkante kop met geveegd
achterschip, liep als een kanonskogel volgens de in Panama geregistreerde verkoper, met ruim 1000 pk erin. Wel frappant dat er op de
typeplaatjes 450 pk per motor ingeponst stond en 2 keer 450 is uhh
………………?? Ja toch??
Om
10 uur weer een lekker vers bakkie gezet maar ons kappie had geen trek, hij had
meer zin in een flesje bier! Ook had hij geen honger tussen de middag, wel had
hij zin in nog een goudgele rakker. Achter in de middag kwamen we langs Lobith
waar de expediteur en de Hollandse douane al varend aan boord moest komen om uit
te klaren. Er lagen al andere schepen voor ons te drijven met het groene
vlaggetje in de mast, dus we moesten nog even geduld hebben. Karel en ik zaten
op het bankje achter de schipper en keken elkaar aan toen we met onze kop steeds
verder naar een ook wachtende tanker verdaagden, maar onze schipper reageerde in
het geheel niet hoewel hij naar buiten zat te kijken! Even later riepen we bijna
tegelijkertijd : “Kijk uit!”, maar het was al te laat. De schipper die met
open ogen was weggedommeld draaide als een bezetene aan het roer maar de
vierkante kop SB-voor raakte de tanker in de BB-trunkzijde, een flinke buts tot
gevolg maar gelukkig geen lekkage. De tankerschipper claimde tierend een stuk of
3 deuken terwijl we hem maar 1 keer raakten, die probeerde er gelijk een slaatje
uit te slaan. De politieboot kwam snel op het tumult af en terwijl ze aan boord
stapten viel mijn oog op een hoek in de stuurhut die vol lag met kleine groene
flesjes….! Ik spreidde mijn jas erover om hem toch enigszins te beschermen.
Hoe nobel! Of toch dom misschien??
“Heeft
U gedronken schipper”, vroeg de agent die dat waarschijnlijk al geroken had
aan zijn adem. “Ja, net een 4-uurtje agent” zei onze A. “Dat moet
kunnen” zei de agent en ging er verder niet op in. Na wat verklaringen konden
we gewoon verder varen maar waren wel te laat om in Emmerich nog in te klaren en
moesten aan het steiger tot de volgende morgen wachten. Amper vast was de
schipper al gevlogen om ff te gaan bellen in een “stube”, hebben hem verder
die avond dus niet meer gezien.
De
dag erop na alle douaneformaliteiten weer verder. ’s Morgens lustte onze
schipper wel een kom koffie, verder op de dag alleen maar ………, inderdaad,
je raadt het al! We hadden alle 3 een doos Heineken Export bier gekocht en
volgens onze berekening moest die van A. al leeg zijn. Mijn eigen doos die net
aangebroken was maar in mijn kast gezet en de sleutel op een wel heel veilige
plaats opgeborgen: onder mijn kussen. Later die dag verwonderde het mij dat hij
weer aan het bier zat, maar toen ik in mijn hut kwam begreep ik het ook, mijn
kast was met een schroevendraaier opengebroken en het doosje bier was weg! Ik
beende woest naar de stuurhut waar A. mij bij binnenkomst direct 15 gulden in
mijn hand duwde en zei dat ik daar goed aan verdiend had, zo’n aangebroken
doosje, terwijl hij gelijk naar de woning liep, mij verbouwereerd alleen
achterlatend in de stuurhut. Had ook niet het lef met mijn 19 jaar om er verder
op in te gaan en stennis te gaan schoppen.
Maar
om een lang verhaal kort te maken: onze geplande snelle reis met 1 nacht door en
1 nacht rust kwam niet helemaal uit de voeten. Onze schipper voer van alleen
maar overdag en zorgde er wel voor dat hij tegen de avond ergens kwam te liggen
waar een “kneipe” in de buurt was. Gezegd moet worden dat het hem niet aan
te zien was, zijn motoriek draaide gewoon op bier! Later in de week bij de
Frans-Duitse grens zelfs nog met de roeiboot in gierende stroming aan de wal
geweest om bij een tankstation wat te scoren. Al met al een droevig traag
verlopen reis, zaterdags in Basel met nog een uurtje loswerk te gaan hield de
walploeg het om 13 u. voor gezien: Tot maandag! Een pilsje aanbieden had
misschien geholpen, maar vloeibaar goud geef je niet weg hč!
Op
de terugreis met grint naar Zaandam begonnen de Deutz zusjes in de machinekamer
steeds harder te piepen. Op de vraag van de eigenaar terug in NL waarom alles zo
mooi schoon en droog was op de koppen vertelde ik trots dat ik die dagelijks met
een lap helemaal opwreef. Toen pas vertelde men mij dat ik ook de kleppen en de
tuimelaars om de 2 uur van een kneepje olie moest voorzien, en dat was zeker al
120 draaiuren niet gedaan. “Maar dan spettert het door heel de
machinekamer”, zei ik. “Ja klojo, waarom denk je dat die ruimte de vetput
wordt genoemd”!! Mmmm, ja nu begrijp ik het ook! Gelukkig waren die karren
gemaakt volgens de pure “Deutsche Grundlichkeit” en waren er geen nadelige
gevolgen.
Toch
hebben we nog enkele reizen met hem gemaakt. Hij was verder niet kwaad, vond
alles goed en we mochten veel van hem sturen. Dat kwam je als broekie niet veel
tegen toen.
Maar
toen we tijdens de kerst net thuis waren werden Karel en ik telefonisch op
staande voet ontslagen omdat we hem alleen hadden laten zitten in Keulen terwijl
hij juist gezegd dat hij aan boord bleef en wij naar onze familie konden gaan.
De rat! De eigenaar geloofde ook niets van onze eerdere waarschuwingen over de
innamepraktijken, maar daar kwam hij een poosje later op hardhandige manier
achter. Onze schipper kon het weer eens in Basel niet laten om de eigenaar na
een woordenwisseling met een Bahco op het achterhoofd te slaan, voor ons toen
toch wel het bewijs dat heeeel veel bier niet zo goed voor je gestel is ….!
(een klap met een Bahco trouwens ook niet .…)
Willem.