Hoofdstuk 9 -v.a. 1947 - Sea Prince
In 1947 ben ik op buitenlandse
schepen gaan varen en het eerste schip, onder de Panama vlag, was
nou niet waar ik mijn hartje op gezet had. Het was een oud schip
en de kapitein, afkomstig uit een
land rondom de Middellandse Zee, was ook de eigenaar. Zo als er
iets te klagen was kon je niet even naar het kantoor lopen want
hij was de man die het laatste woord had. Zo verdwenen er wel
eens wat
overuren die niet op zijn boekje stonden maar uren die wij wel
gemaakt hadden. Kon je helaas niets
aan doen. De eerste, tweede en derde stuurman waren neefjes van
hem en hadden geen diploma zover als ik weet. Hij deed dan ook
alles wat de navigatie betreft en hij was de man die bestek
maakte.
Hij was niet altijd waar hij dacht dat hij was en dat ondervonden
we toen we een reis maakte van
Baltimore naar Porto Limon in Costa Rica. Hij gaf aan de bootsman
door dat we zo en zo laat
zouden aankomen en het schip gereed moesten maken voor aankomst
in de haven. Men weet
dat Costa Rica een land is met bergen en als dat zo geweest was
had je die bergen al lang moeten
zien. Enfin we kwamen veel later aan als dat hij had doorgegeven
aan de bootsman. Bij aanmonsteren kon hij natuurlijk zien dat ik
een Nederlander was en hij noemde mij gelijk "The Flying
Dutchman."
In Porto Lemon gingen we zakken met cement lossen en dat duurde
wel een poosje zo volop
shore leave zo gezegd. Ik weet niet of die kapitein een communist
was maar ook gaf ons allemaal
een vrije dag op een (1) Mei. Toen terug naar Baltimore en daar
ging gelijk de helft van
de bemanning van boord want het was mooi genoeg geweest. Ja, ik
was er ook bij want de omstandigheden waren zo dat het niet
alleen een roestbak was, maar als er iets gebeurde, zoals
het schip verlaten door een of andere ramp, dan kwam je er
waarschijnlijk niet heelhuids af.
In Amerika was het zo dat als
je op een schip monsterde, als buitenlander, in een Amerikaanse
haven dan kon je 30 dagen aan de wal blijven als je afmonsterde.
Dat kwam onder de z.g."Bona -Fide Seaman" positie en
als je geen ander schip kon krijgen in die periode dan kon je
verlenging aanvragen. Waren ze helemaal niet moeilijk mee bij de
immigratie. Althans toen niet.
Zo het eerste wat we deden was terug gaan naar New York want daar
waren de kansen om een ander schip te krijgen veel groter.
Terwijl we op een schip liepen te wachten gingen we s'avonds in
een restaurant werken, bakkies wassen, om wat geld te verdienen
en in het zeemanshuis had je een kamer, niet veel bijzonders
natuurlijk, voor 35 Amerikaanse centen per nacht. Prachtig leven
want overdag gingen we naar Central Park naar de meisjes kijken.
We hadden ook een Social Security nummer want zonder zoiets kan
je niet werken in Amerika. Is nu bijna onmogelijk om te krijgen
maar in die tijd was het heel gemakkelijk en je ging naar een
Social Security bureau om dat aan te vragen. Ze wilde
verschillende dingen weten zoals waar je woonde en wij gaven
gewoon het adres van het Zweedse Zeemanshuis. Was ons adres niet
maar je kon nooit weten of ze ons wel eens wilde opsporen.
Na een korte tijd
monsterde ik aan op de "Sea Prince" een schip van een
Amerikaanse stoomvaart
maatschappij, Stockard & Co. die een kantoor had in New York.
Had drie Liberty schepen onder
Panama vlag en werden genoemd, "Sea Queen" Sea
Prince" en "Sea King."
Zeer goed
onderhouden schepen en allemaal bemand door buitenlanders. De
bemanning van de "Sea Prince" kwam grotendeels uit
Noorwegen inclusief de kapitein en officieren. Gerrit, een jongen
uit Rotterdam
was de tweede kok en zo waren wij met zijn tweeën Hollanders aan
boord.
De kapitein had ook zijn vrouw aan vrouw aan boord en zij was
afkomstig uit Engeland. Een
zeer aardige vrouw die zich een soort ontfermde over ons.
De "Sea Prince" was een soort tramp steamer en dat was
prachtig voor ons want je wist eigenlijk
nooit waar je terecht kwam. De eerste reis was met kolen naar een
klein plaatsje net even buiten
Venetia en bleven daar een lange tijd liggen om te lossen. Een
dag voor vertrek waren we aan de wal
in een of andere tent en maakte kennis met een jongen die ons
vertelde dat hij graag naar Amerika
wilde. Een paar van de bemanning, hadden flink wat op natuurlijk,
stelde voor dat hij bij ons aan boord kwam als verstekeling en zo
naar Amerika over te steken. Ja, ze zouden alles regelen enz. Nou
die jongen hartstikke blij en hij nodigde ons allemaal uit om mee
naar zijn huis te gaan en zijn familie
te ontmoeten. Mama Mia daar kwamen we in huis en hij alles
verteld tegen zijn ouders, broers en zussen die gelijk begonnen
te huilen van blijdschap. Die jongen kon maar een paar dingen
meenemen zo zijn fiets ging naar zijn jongste broer met nog wat
ander spul en toen was hij gereed om met ons mee te gaan. Die
nacht heeft hij aan boord geslapen en de volgende dag bij vertrek
zou hij ergens verstopt worden en dan een paar dagen later zo
gezegd ontdekt worden door iemand. Maar---de volgende dag was het
hele zootje nuchter en gingen ze verder nadenken over dat geval.
Nou het
besluit was dat niemand durfde het aan en die arme jongen moest
van boord. Ja, wie gaat het hem
vertellen was de vraag en tenslotte werd ik aangewezen om de
slechte tijding over te brengen. Die
jongen sprak een klein beetje Engels en zo heb ik het aan zijn
verstand gebracht dat het niet mogelijk was om met ons mee te
gaan. Hij was vreselijk terneergeslagen en ik voelde me ook niet
als een held dat ik hem dat moest vertellen. Enfin, hij is van
boord gegaan en of hij huiswaarts is gekeerd zal voor ons altijd
een raadsel blijven
Devolgende reis was van Galveston,Texas, naar Bombay met een
lading graan. Een hele lange reis
en toen we in Bombay aankwamen gingen net de bootwerkers staken
en die staking heeft wel een
hele maand geduurd Wij hadden inmiddels een aardige voetbalploeg
aan boord en speelde dan ook verschillende wedstrijden tegen een
ploeg van een Engelsman ,en andere schepen, die daar ook vanwege
de staking achter gebleven waren. Toen de staking afgelopen was
en eindelijk de lading
gelost was, gingen we in ballast naar Djibouti in Frans
Somaliland om een lading zout te laden voor Calcutta. Toen we in
Djibouti aankwamen was het bijna kerstmis en dat zou een dag
worden,
kerstavond, die we niet gauw zouden vergeten. Op het eind van de
pier waar je aankwam met onze
sloep, we lagen ten anker, was een groot restaurant en er was
heel wat drukte die avond. Nou het
duurde niet lang voordat die Noren de smaak te pakken hadden en
toen het zover was met die
en gene op de vuist wilde. Op een gegeven moment was het zover en
de hele boel stond gelijk
op zijn kop. Er waren al vlug een troep gendarmes er bij en die
pakte flink aan. Gerrit, die andere Hollander, en ik stonden zo'n
beetje toe te kijken en opeens werd ik gegrepen door een
gendarme, bracht me op mijn knieën en toen gaf die mij een
knietje. Toen ik bijkwam zag ik duizend sterren en zaten we in
een Jeep voor een rit, wat wij dachten het politiebureau, maar
voordat we het wisten zaten we in de woestijn en werden we naar
een soort gevangenis gebracht. Ze opende een deur en gooide ons
als het ware naar binnen en toen we wat aan de donker gewend
raakte kwamen we tot de ontdekking dat we op een soort
binnenplaats waren. Geen cel dus, en na een korte tijd zijn we
ondanks de harde grond in slaap gevallen. Enige tijd later werden
we wakker,want het is koud s'nachts in de woestijn, en ergens
dicht bij hoorden we Noorse praten. Zo bij nader onderzoek vonden
we de deur van een cel en toen we die open maakte zagen we tot
onze grote verbazing een stuk of zes Noren die gezellig aan het
kletsen waren.
Ongelofelijk! Die waren daar waarschijnlijk al eerder gebracht
dan wij en hadden tenminste een cel
gekregen. Enfin, het was warmer in die cel dus Gerrit en ik gauw
naar binnen om een beetje bij te
komen.
De volgende ochtend werden we vrij gelaten maar op voorwaarde dat
we niet meer aan de wal
zouden komen. Het was een aardig eind terug naar het schip en we
zagen er uit alsof we een veldslag
meegemaakt hadden. Mijn hele gezicht was opgezet, ik had een
blauw oog, en mijn witte overhemd
zat vol met bloed. Toen we terug aan boord kwamen stond de vrouw
van de kapitein bij de gangway,
ze keek ons zo eens aan en zei "what have you been up to now
Mr.Don."
Meer zei ze niet en maakte er verder geen drukte te over. Een
schat van een vrouw. Haar echtgenoot, de kapitein was ook een
zeer aardige man en die maakte zijn eigen ook niet zo druk om
zoiets
want hij wist dat wij op zee zeer betrouwbaar waren. Een paar
dagen later was waarschijnlijk alles
vergeven en vergeten want niemand zei iets toen we de wal op
gingen. En we hebben ons verder
fatsoenlijk gedragen de tijd dat wij daar binnen waren.
Leendert Don
captndon@bellsouth.net